Herhaling lesstof genetica

Herhaling lesstof genetica
1 / 18
next
Slide 1: Slide
BiologieMBOStudiejaar 2

This lesson contains 18 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Herhaling lesstof genetica

Slide 1 - Slide

Planning van vandaag

  • Herhaling lesstof 
  • Oefenopdrachten 

Slide 2 - Slide

Toets 
  • Dinsdag: 3 december
  • Inhalen/herkansen: 10 december 

Toetsstof: reader + lessonups/powerpoints
Op de elo

Slide 3 - Slide

Vandaag: herhaling

Slide 4 - Slide

Genen - DNA - Chromosomen - celkern 

Slide 5 - Slide

Allel
Allel = de verschillende versies van een gen (bijv. oogkleur)

Slide 6 - Slide

Wat is het genotype?

Wat is het fenotype?

Kan het genotype en/of fenotype veranderen?

Slide 7 - Slide

Diploïd en haploïd
Lichaamscellen = Diploïd, hebben van elke chromosoom 2 exemplaren 

Geslachtscellen = Haploïd, hebben van elke chromosoom 1 exemplaar 

Slide 8 - Slide

Dominant en recessief
Dominant gen = het 'sterkere' gen, het gen dat tot uiting komt 

Recessief gen = het 'zwakkere' gen, het gen dat niet tot uiting komt wanneer er ook een dominant gen aanwezig is. 

Slide 9 - Slide

Homozygoot en heterozygoot
Homozygoot - homo=gelijk, twee dezelfde allelen (kenmerken), dus: AA of aa

Heterozygoot - hetero=verschillend, twee verschillende allelen, dus: Aa

Slide 10 - Slide

Monohybride vs. dihybride 
monohybridekruising = de kans dat de nakomelingen een bepaald kenmerk van de ouders erven. 

Dihybridekruising = de kans dat de nakomeling twee kenmerken van de ouders erven. 

Slide 11 - Slide

Stappenplan:
1. bepaal het genotype van de ouders 
2. welke allelen kan elke ouder weggeven?
3. Invullen van kruisingsschema 

Slide 12 - Slide

Voorbeeld vraag:
Een hoornloze koe wordt gekruist met een stier met hoorns. Het kenmerk hoorns is dominant over hoornloos. Van de stier is bekend dat deze heterozygoot is voor het kenmerk. 

Hoeveel procent kans is er dat het nageslacht geen hoorns heeft?

Slide 13 - Slide

Genetische afwijkingen 
Genetische afwijking = een afwijking in het genotype wat doorgegeven kan worden in het nageslacht. Deze kan dominant of recessief zijn.


Letaal allel = een genetische afwijking waarbij het nageslacht niet voor levensvatbaar is 


Slide 14 - Slide

Prenatale diagnostiek
  • prenataal = voor de geboorte, diagnose voor de geboorte
  • doormiddel van: echo, vruchtwaterpunctie, nipt test of vlokkentest  
  • Hiervan wordt een karyogram gemaakt 

Slide 15 - Slide

  • Noem 3 manieren waarop prenatale diagnostiek wordt uitgevoerd 

Slide 16 - Slide

Stamboom 

Slide 17 - Slide

Aan de slag!
Oefenvragen voor de toets!

Slide 18 - Slide