Les 10, H, grammaire (2vwo) 09-01

Pak je werkboek, aantekeningenschrift en etui.

Pak je leesboek en ga stil lezen of steek je hand op voor een woordzoeker.

1 / 46
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 46 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Pak je werkboek, aantekeningenschrift en etui.

Pak je leesboek en ga stil lezen of steek je hand op voor een woordzoeker.

Slide 1 - Slide

Le programme:
- Absentie
- Datum proefwerk hoofdstuk 2
- Laatste keer oefenen uitspraaktoets volgende week

Slide 2 - Slide

Est-ce que tout le monde est présent?
- Zijn we compleet? Wie missen we?

Slide 3 - Slide

Proefwerk hoofdstuk 2 = dinsdag 30 januari
Vocabulaire A, B, E, F (FR-NL & NL-FR)
Grammaire D & H + alle werkwoorden tot nu toe in de présent & passé composé (zie stencil studiewijzer)
Phrases-clés C & G (FR-NL & NL-FR)

Slide 4 - Slide

Voorbereiden uitspraaktoets
- Wat? We luisteren naar het online audiofragment van de tekst 'Où est mon polo blanc' en vervolgens krijgen leerlingen de beurt om de tekst hardop te lezen.

Dit is de laatste les voor de uitspraaktoets van volgende week. Heb je dus vragen? Stel ze nu!

Slide 5 - Slide

Tip
Luister in de online methode een aantal keer naar het audiofragment en noteer de woorden die een moeilijke uitspraak hebben.
(in Studiewijzer staat bestand met uitleg hoe je audiofragment kunt vinden)

Slide 6 - Slide

Grammatica:

Slide 7 - Slide

Werkwoorden tot nu toe die je moet beheersen voor het proefwerk:
- Werkwoorden op -er
- Passé composé met avoir
- Avoir (présent en passé composé)
- être (présent en passé composé)
- Faire (présent en passé composé)
- Aller (présent en passé composé)
Zie stencil !

Slide 8 - Slide

Koppel je laptop met de LessonUp!

Slide 9 - Slide

Herhaling: werkwoorden op -er
Wat weet je nog? Hoe maak je de stam? Wat zijn de vaste uitgangen?

Slide 10 - Slide

Stap 1) Maak de stam: hele werkwoord - er 
(danser --> dans = stam)
Stap 2) Voeg de juiste uitgang toe

Slide 11 - Slide

Sleep de uitgangen naar de juiste persoon
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
tu
je
-ons
-ent
-e
-ez
-es
-e

Slide 12 - Drag question

Sleep de werkwoorden naar de juiste persoon
je
tu
il / elle / on
nous
vous
ils / elles
parle
parlez
parlons
parlent
parle
parles

Slide 13 - Drag question

Je (regarder)
A
regardons
B
regardes
C
regarde
D
regardent

Slide 14 - Quiz

vous (donner)
A
donnons
B
donnez
C
donnent
D
donnes

Slide 15 - Quiz

Fabien et Amélie (chercher)
A
cherchons
B
cherchez
C
cherchent
D
cherches

Slide 16 - Quiz

Elle (aimer)
A
aimes
B
aimet
C
aime
D
aiment

Slide 17 - Quiz

Nous ........ (écouter)

Slide 18 - Open question

je .... (marcher)

Slide 19 - Open question

vous ... (passer)

Slide 20 - Open question

tu ....... (tourner)

Slide 21 - Open question

Vragen over de werkwoorden op -er?

Slide 22 - Slide

Herhaling: passé composé met avoir
Wat weet je nog? Hoe maak je de passé composé? Waar moet je mee opletten?

Slide 23 - Slide

Vorm van avoir + voltooide tijd

Slide 24 - Slide

Passé composé - voorbeelden
ik heb gedanst = j'ai dansé
zij hebben gepraat = ils ont parlé
Hij heeft gehad = Il a eu
Wij hebben gemaakt = nous avons fait

Slide 25 - Slide

Maak een zin met een passé composé. Je hebt niet alle woorden nodig.
ma
père
a
écouté
un
film
mère
regardé
douze

Slide 26 - Drag question

Sleep de vervoegingen naar het juiste vakje
Passé composé
Geen passé composé
Je fais
Il parle
Il a parlé
Nous avons regardé
J'ai fait
Nous regardons

Slide 27 - Drag question

passé composé
A
stam+e,es,e,ons,ez,ent
B
stam nous-vorm + ais,ais,ait,ions,iez,aient
C
hele ww+ ai,as,a,ons,ez,ont
D
avoir + volt.dw stam+ é

Slide 28 - Quiz

parler, je/j' (passé composé)

Slide 29 - Open question

avoir, elle (passé composé)

Slide 30 - Open question

Nous (faire, passé composé)

Slide 31 - Open question

être, nous (passé composé)

Slide 32 - Open question

Hij heeft gegeten

Slide 33 - Open question

Vragen over de passé composé met avoir?

Slide 34 - Slide

Herhaling: onregelmatige werkwoorden
Être (zijn)
Avoir (hebben)
Faire (doen / maken)
Aller (gaan)

Slide 35 - Slide

Être - zijn

Slide 36 - Slide

Slide 37 - Slide

Avoir - hebben

Slide 38 - Slide

Slide 39 - Slide

Faire - doen / maken

Slide 40 - Slide

Slide 41 - Slide

Aller - gaan

Slide 42 - Slide

Huiswerk voor maandag:
Wat? Exercice 30CD + 31ABCD
Theorie 'onderwerp vervangen' : zelf bestuderen en doornemen
Klaar? Online Slim Stampen, uitspraaktoets voorbereiden of bezig voor ander vak

Slide 43 - Slide

Vergeet de uitspraak volgende week niet!
Wat gaan we doen? Leesbeurten, let op uitspraak.

Tijdens de uitspraaktoets komt er telkens een leerling naar voren, terwijl de rest bezig is met online opdrachten.

Slide 44 - Slide

Huiswerk:
- Maken exercice 30CD + 31ABC
Voorbereiden op uitspraaktoets (zie Studiewijzer voor uitleg online audiofragment van de tekst)

Slide 45 - Slide

Blooket
Werkwoorden op -er / passé composé / onregelmatige werkwoorden

Slide 46 - Slide