Een voorzetselvoorwerp is een zinsdeel dat begint met een voorzetsel. Dat voorzetsel hoort bij het gezegde van de zin. Voorbeelden zijn: zorgen voor, geloven in, denken aan, verlangen naar, zich verheugen op.
Slide 2 - Slide
Jan struikelt over het speelgoedautootje.
• ‘Struikelen over’ is een vaste combinatie. Het zinsdeel ‘over het speelgoedautootje’ is hier het voorzetselvoorwerp.