Dinsdag 17 december 2024

1 / 32
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Dinsdag 17 december 2024

Slide 2 - Slide

Programma
- Lezen 
15 min
- Terugblik vorige les
5 min
- Huiswerk bespreken + woordenschat
10 min
- "Engelse werkwoorden "
10 min
-Oefenen
30 min
-Afsluiting
10 min

Slide 3 - Slide

Stillezen
Je pakt je leesboek voor je en je gaat stillezen!





Slide 4 - Slide

Terugblik vorige les
Spelling
Voltooid deelwoord
Regels 

Slide 5 - Slide

Een voltooid deelwoord ...
A
staat altijd aan het begin van een zin
B
staat vaak in het midden van een zin
C
staat meestal aan het eind van een zin

Slide 6 - Quiz

Wat is een voltooid deelwoord?
A
aankomen
B
groeten
C
zwemmen
D
gedaan

Slide 7 - Quiz

Voltooid deelwoord of persoonsvorm?
Zoek de zin met het voltooid deelwoord.
A
Naomi heeft dat mooie schilderij zelf geschilderd.
B
Jean verft zijn huis.
C
Van Gogh schilderde veel in Frankrijk.
D
Zij schildert mij op het witte doek.

Slide 8 - Quiz

Slide 9 - Video


Chantal .............................. morgen naar een nieuw huis.




Sjaan heeft haar moeder gisteren ..............................
Tip!
Persoonsvorm Tegenwoordige Tijd
Tip!
Voltooid Deelwoord
verhuist
verhuisd

Slide 10 - Drag question

Slide 11 - Link

Huiswerk
Spelling en grammatica > paragraaf 15 > Voltooid deelwoord
Bladzijde 172 t/m 175
Opdracht 4 t/m 7

Slide 12 - Slide

WOORDENSCHAT

Slide 13 - Slide

Wat betekent 'agressief'?
A
verbinding
B
resultaat
C
gewelddadig, als je snel geweld gebruikt
D
verbaasd en in de war

Slide 14 - Quiz

Welke zin beschrijft 'aantrekken' goed?
A
Iets verbergen
B
Aandacht vestigen op iets
C
Iets fysiek naar je toe brengen
D
Iets afschrikken of vermijden

Slide 15 - Quiz

Wat is het atelier?
A
Een klaslokaal
B
Een schoolgebouw
C
De werkplaats van een kunstenaar

Slide 16 - Quiz

Wat is een monument?
A
Een modern gebouw met veel technologie.
B
Een gebied waar niets mag worden gebouwd.
C
Een groot gebouw voor sportevenementen.
D
Een gebouw of een gebied dat bewaard moet worden vanwege zijn historische waarde.

Slide 17 - Quiz

Wat betekent het woord 'chirurg'?
A
Een tandarts
B
Een arts die operaties uitvoert
C
Een fysiotherapeut
D
Een arts voor geestelijke gezondheid

Slide 18 - Quiz

Wat is de betekenis van publiciteit?
A
Een privébericht
B
Een soort reclame
C
Communicatie met het publiek
D
Het bekendmaken van informatie

Slide 19 - Quiz

Wat is de betekenis van interieur?
A
Vormgeving van een logo
B
Buitenruimte van een huis
C
De inrichting van een ruimte
D
Een mooi gebouw

Slide 20 - Quiz

Toetsweek januari 2025

Slide 21 - Slide

Leerdoelen
Aan het einde van de les:

* Ken ik de betekenis van woorden uit dit hoofstuk

* Kan ik een gegeven betekenis aan een woord koppelen

* Kan ik zelf de betekenis van een woord of woordgroep afleiden of een woord in een zin invullen

Slide 22 - Slide

Engelse werkwoorden
A
Schrijf je als de Nederlandse zwakke werkwoorden.
B
De ik-vorm heeft vaak dezelfde vorm als de stam.
C
ik-vorm ik pass hij-vorm hij passt
D
ik-vorm ik skate verleden tijd skatete

Slide 23 - Quiz

Engelse werkwoorden
Ik heb (paintballen)
A
gepaintbald.
B
gepaintballd.
C
gepaintballt.
D
gepaintbalt.

Slide 24 - Quiz

Engelse werkwoorden

Zij (lunchen-vt)
A
lunchte
B
lunchde
C
lunchtte
D
lunchdde

Slide 25 - Quiz

(Engelse werkwoorden)
Hij (timen - vt)
A
timde
B
timdde
C
timete
D
timede

Slide 26 - Quiz

Engelse werkwoorden

Hij ...(racen - vt).
A
Hij racte.
B
Hij racette.
C
Hij racde.
D
Hij racete.

Slide 27 - Quiz

(Engelse werkwoorden)
Zij hebben (volleyballen)
A
gevolleybald
B
gevolleyballd

Slide 28 - Quiz

Slide 29 - Video

Oefeningen
Ga aan de slag met de volgende oefeningen:

Hoofdstuk 2 > paragraaf 6 > Woordenschat
Bladzijde 48
Opdracht 1 t/m 3

Spelling en grammatica > paragraaf 16 > Engelse werkwoorden 
Bladzijde 176 t/ m 177
Opdracht 1 en 4 t/m 6

KLAAR?
Sprookjesbundel eindopdracht ( inleveren Classroom) > Periode 1
Verwerkingsopdracht leesboek ( inleveren Classroom) > Periode 2
Stillezen in je leesboek






Slide 30 - Slide

Welke leerdoelen beheers je nu?
Deze leerdoelen beheers ik nu al
Deze leerdoelen beheers ik nog niet. Dus ga ik hier nog mee verder oefenen/lezen. Anders vraag ik hulp aan de docent.
Ik ken de betekenis van woorden uit dit hoofstuk
Ik kan zelf de betekenis van een woord of woordgroep afleiden of een woord in een zin invullen
Ik kan een gegeven betekenis aan een woord koppelen

Slide 31 - Drag question

Slide 32 - Link