10 juni- FT1

10 juni- FT1 Woordenschat
Wat gaan we doen vandaag?:
  • Teksten lezen en vragen beantwoorden lesson up Woordenschat. 
  • Zelfstandig werken- Woordenschat. 
1 / 28
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

10 juni- FT1 Woordenschat
Wat gaan we doen vandaag?:
  • Teksten lezen en vragen beantwoorden lesson up Woordenschat. 
  • Zelfstandig werken- Woordenschat. 

Slide 1 - Slide

Tekst 1. Wat betekent in de tekst de uitdrukking op hun retour zijn?
A
minder gebruikt worden
B
helemaal niet meer gebruikt worden
C
even veel gebruikt worden
D
meer gebruikt worden

Slide 2 - Quiz

Wat betekent in deze tekst het woord beperken?
A
veranderen
B
laten groeien
C
verbieden
D
minder maken

Slide 3 - Quiz

Wat betekent in deze tekst het woord sparen?
A
ergens voorzichtig mee zijn
B
zo min mogelijk geld uitgeven
C
geld opzij leggen om toekomstige schade te betalen
D
tijdelijk ergens geen gebruik van maken

Slide 4 - Quiz

Wat is de betekenis in de tekst van het woord functionaliteit?
A
er mooi uitzien
B
praktisch in gebruik
C
lage kosten
D
ingewikkeld in gebruik

Slide 5 - Quiz

Wat betekent in deze tekst het woord alternatieven?
A
papieren draagtassen
B
dure andere oplossingen
C
andere goede mogelijkheden
D
veranderingen

Slide 6 - Quiz

Wat betekent in deze tekst het woord invoeren?
A
over de grens vervoeren
B
beëindigen
C
officieel laten gelden
D
veranderen

Slide 7 - Quiz

Tekst 2 
Lees de tekst Oordoppen voor het uitgaan.
In de tekst zijn meerdere woorden onderstreept. Welke betekenis past bij onderstaande woorden?

Slide 8 - Slide

liegen er niet om
A
niet eerlijk zijn
B
weinig weten over iets
C
moet je niet onderschatten

Slide 9 - Quiz

overgevoelig
A
een lichamelijke reactie hebben op iets
B
te gevoelig zijn

Slide 10 - Quiz

pijnlijk
A
pijn gevend
B
ongemakkelijk

Slide 11 - Quiz

ellende
A
rampzalige situatie
B
narigheid

Slide 12 - Quiz

Zoek onderstaande uitdrukkingen op in de tekst en noteer de betekenis:
uit je dak gaan

Slide 13 - Open question

onder de maat

Slide 14 - Open question

op de markt komen

Slide 15 - Open question

op zijn zachtst gezegd

Slide 16 - Open question

de draad kwijt zijn

Slide 17 - Open question

achter de rug

Slide 18 - Open question

niet uit de verf komen

Slide 19 - Open question

Tekst 3: massa volgt de massa
Lees de tekst Massa volgt de massa.
Welke betekenis van de onderstreepte woorden past in de tekst?

Slide 20 - Slide

schouder aan schouder
A
gezamenlijk
B
zo dat de schouders elkaar raken

Slide 21 - Quiz

hollend achteruitgaan
A
snel achteruit lopen
B
snel veel minder worden
C
struikelend

Slide 22 - Quiz

samenklonteren
A
ergens dicht bij elkaar verzamelen
B
aan elkaar vastplakken
C
in de knoop zitten
D
vies zijn

Slide 23 - Quiz

goed te boek staan
A
duidelijk in een boek zijn opgeschreven
B
een goede naam hebben, goed bekend staan
C
het ergens fijn hebben
D
slechte recensies

Slide 24 - Quiz

ongebaande weg
A
weg met oneffenheden en hindernissen
B
iets wat nog onbekend is, wat nog verkend moet worden
C
onveilige weg

Slide 25 - Quiz

Zoek onderstaande figuurlijk gebruikte woorden op in de tekst. Noteer de betekenis in je eigen woorden of zoek die op: bepakt en bezakt

Slide 26 - Open question

Zoek onderstaande figuurlijk gebruikte woorden op in de tekst. Noteer de betekenis in je eigen woorden of zoek die op: je vingers (aan iets) branden

Slide 27 - Open question

Zelfstandig werken
Woordenschat:
  •  1.1 Betekenis afleiden uit de tekst 1 t/m 5 maken
  • 1.2 Betekenis afleiden uit een woord 1 t/m 4 maken
  • 1.3 Betekenis opzoeken 1 t/m 4 maken
  • 1.4 Figuurlijk taalgebruik 1 t/m 4 maken

Slide 28 - Slide