herhaling h1 en h2

Welkom  
economen!
1 / 48
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 48 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Welkom  
economen!

Slide 1 - Slide

Herhaling H1 & H2 
mavo 3

Slide 2 - Slide

In de winkel zie je een leuke trui voor €35. Je krijgt 15% studentenkorting. Hoeveel moet je uiteindelijk voor de trui betalen?

Slide 3 - Open question

Wat is welvaart
A
De mate waarin men in de behoeften kan voorzien
B
Een hoog bruto-inkomen
C
Een hoog netto-inkomen
D
Het inkomen per hoofd van de bevolking

Slide 4 - Quiz

1. Ideële reclame
2. Merkreclame
3. Commerciële reclame

Slide 5 - Drag question

€65,80 = ........% van €350

Slide 6 - Open question

A-merk
B-merk
Huismerk

Slide 7 - Drag question

1. Primaire behoeften
2. Secundaire behoeften

Slide 8 - Drag question

De prijzen in de schoolkantine van een tosti zijn verhoogd van €2,15 naar €2,40.
Met hoeveel procent is de prijs verhoogd?

Slide 9 - Open question

Wat is koopkracht?
A
Hoeveel geld je hebt.
B
De hoeveelheid producten en diensten die je kunt kopen.
C
De hoeveelheid goederen die je kunt kopen.
D
Hoeveel euro's je kunt uitgeven.

Slide 10 - Quiz

                                     Marketingmix
Prijsbeleid
Plaatsbeleid

Productbeleid
Promotiebeleid

presentatiebeleid

personeelsbeleid
De winkelier verkoopt ook sportrugzakken
De sportwinkel in het centrum 
Een poster in een kledingwinkel 
Een winkelier verkoopt sommige rugzakken met korting
De winkel ziet er netjes uit. 
Alle producten staan overzichtelijk in de schappen
Alle werknemers van het bedrijf hebben dezelfde werkkleding aan. Dan zijn ze duidelijk herkenbaar voor de klanten

Slide 11 - Drag question

Door de inflatie kan ik...
A
meer besteden
B
minder besteden

Slide 12 - Quiz

Pim werkt 24 uur per week in een supermarkt. Hij verdient €12,50 per uur. Wat is zijn maandsalaris?
A
€1100
B
€1200
C
€1300
D
€1400

Slide 13 - Quiz

Wanneer er deflatie is, kan ik voor hetzelfde geld....
A
minder kopen.
B
meer kopen.

Slide 14 - Quiz

Sleep de afbeeldingen naar het bijbehorende begrip.
dagelijkse uitgaven
vaste lasten
incidentele uitgaven

Slide 15 - Drag question

Inkomen uit arbeid
Inkomen uit bezit
Overdrachtinkomsten
Hans krijgt per maand  €2500 aan salaris.
Daniëlle krijgt kinderbijslag om voor haar kind te zorgen
Kim krijgt rente over haar spaarrekening

Slide 16 - Drag question

De prijs van een boek was in 2016 € 15,00 (basisjaar) en in 2017 € 15,30. Bereken het indexcijfer van 2017.
Wat is het indexcijfer?
A
101
B
102
C
103
D
104

Slide 17 - Quiz

Door inflatie stijgt de koopkracht van geld
A
Juist
B
Onjuist

Slide 18 - Quiz

Wat is schaarste in de economie
A
Dat zijn goederen waarvoor inpsanningen zijn geleverd
B
Het is er heel weinig van
C
Zeewater, zonlicht en wind

Slide 19 - Quiz

Wat is Consumer Power?
A
Macht van de koper
B
Een soort toetje
C
Krachtige brandstof
D
Kracht van verkoper

Slide 20 - Quiz

De WOZ-waarde van een woning is €280.000. De OZB-belasting bedraagt 0,14 %. Bereken de OZB-belasting.

Slide 21 - Open question

Primaire behoeften zijn ...
A
De noodzakelijke behoeften
B
De luxe behoeften
C
Middelen om in je behoeften te voorzien

Slide 22 - Quiz

Huishoudelijke uitgaven
Vaste lasten
Incidentele uitgaven
Huur
Vakantie
Meubels
Energiekosten
Verzekering
Cadeautjes
Uitgaan
Persoonlijke verzorging
Boodschappen

Slide 23 - Drag question

Een HEMA rookworst kost €3,90 en een UNOX rookworst kost €2,50. Hoeveel procent is HEMA duurder dan de Unox rookworst?

Prijsverschil : prijs waarmee je vergelijkt x100%
A
0,56%
B
56%
C
0,36%
D
36%

Slide 24 - Quiz

De btw die je betaalt bij de aanschaf van zonnepanelen kan je terug vragen bij de belastingdienst.
A
waar
B
niet waar

Slide 25 - Quiz

Wet koop op afstand
Wet productaansprakelijkheid
Colportagewet
Consumentenrecht
14 dagen bedenktijd bij online en telefonische aankopen
De fabrikant is aansprakelijk bij (gevolg)schade door een gebrekkig product
 Regels over verkoop aan de deur, thuisverkopen, etc.
Recht op een deugdelijk product

Slide 26 - Drag question

Schaarse goederen:
A
Goederen waarbij middelen nodig zijn om ze te maken
B
Goederen die niet vaak voorkomen en zeldzaam zijn.

Slide 27 - Quiz

Vaste lasten zijn
A
uitgaven die je vast en zeker verwacht
B
steeds dezelfde uitgaven
C
uitgaven waarvoor je iedere maand spaart
D
uitgaven per vaste periode

Slide 28 - Quiz

Lees het krantenbericht.
Bereken de verandering in koopkracht en geef aan of het een stijging of daling van de koopkracht is.

Slide 29 - Open question

Patatprijs
2016 - €3,10 - indexcijfer 100
2017 - €3,00 - indexcijfer ?
Bereken het indexcijfer van 2017

Slide 30 - Open question

Wat doen consumentenorganisaties NIET?
A
Onpartijdige informatie geven
B
Informatie geven over de rechten en plichten van de consument
C
Opkomen voor detaillisten
D
Acties voeren om de belangen van consumenten te beschermen bij overheid en bedrijven

Slide 31 - Quiz

NVWA
ACM
Autoriteit Consument en Markt
De Nederlandse Voedsel- en Waren autoriteit
Kijkt of bedrijven eerlijk handelen. 
Kijkt of producten en voedsel veilig zijn

Slide 32 - Drag question

Wat is OZB?
A
Onroerende Zaak Belasting
B
Huurtoeslag
C
Gemeentebelasting
D
Huurverhoging

Slide 33 - Quiz

Wat is geen inkomen uit bezit?
A
Huur
B
Rente
C
Kinderbijslag
D
Pacht

Slide 34 - Quiz

Waaruit bestaan de kosten koper?
A
Advertentiekosten, overdrachtsbelasting en kosten voor het kadaster.
B
Kosten voor het kadaster, kosten voor de makelaar en overdrachtsbelasting.
C
reis- en verblijfskosten voor de bezichtiging
D
Overdrachtsbelasting, notariskosten en kosten voor het kadaster.

Slide 35 - Quiz

Wat zijn geen maatschappelijke kosten?
A
Geluidscherm langs de snelweg
B
Het water uit de riolering schoonmaken
C
Afval sorteren
D
Longziektes die ontstaan door de vuile lucht

Slide 36 - Quiz

Variabele kosten
Vaste kosten
Leveringskosten
Gasverbruik
Energiebelasting
Netbeheerkosten

Slide 37 - Drag question

Wat is de WOZ-waarde?
A
De waarde van het inkomen van de inwoners
B
De waarde van een gebouw
C
De waarde van het bezit van de inwoners
D
De waarde van de winst na een verbouwing van een gebouw

Slide 38 - Quiz

Productie levert milieuschade op. Wat is waar over milieuschade?
A
Schade is direct merkbaar.
B
Herstellen is onmogelijk.
C
Schade is niet direct merkbaar.
D
meer natuurlijke brandstoffen gebruiken

Slide 39 - Quiz

kraanwater is schaars.
A
goed
B
fout

Slide 40 - Quiz

als je € 5 per week wil omrekenen naar een bedrag per maand, welke berekening voer je dan uit?

Slide 41 - Open question

                                     Marketingmix
Prijsbeleid
Plaatsbeleid

Productbeleid
Promotiebeleid

presentatiebeleid

personeelsbeleid
De winkelier verkoopt ook sportrugzakken
De sportwinkel in het centrum 
Een poster in een kledingwinkel 
Een winkelier verkoopt sommige rugzakken met korting
De winkel ziet er netjes uit. 
Alle producten staan overzichtelijk in de schappen
Alle werknemers van het bedrijf hebben dezelfde werkkleding aan. Dan zijn ze duidelijk herkenbaar voor de klanten

Slide 42 - Drag question

Hoe heten de twee soorten huurwoningen in Nederland?
A
Speciale huur en sociale huur
B
open sector en vrije sector
C
Sociale huur en vrije sector
D
huurwoning en vrije woning

Slide 43 - Quiz

Een doelgroep is:
A
alle keepers bij balsporten
B
Een groep mensen die hetzelfde doel hebben
C
Een groep mensen die dezelfde kenmerken hebben
D
Alle mensen die zorgen voor een goed doel

Slide 44 - Quiz

Wat is welvaart?
A
Begroting
B
De mate waarin je in je behoeften kunt voldoen
C
Prioriteiten stellen
D
Budget

Slide 45 - Quiz

Wat is de woningmarkt ?
A
De vraag naar woningen
B
De totale vraag naar woningen en het totale aanbod van woningen
C
Het totale aanbod van woningen
D
De vraag naar woningen en het aanbod van woningen

Slide 46 - Quiz

Wat wil je nog weten voor de toets?

Slide 47 - Mind map

Toets
hoofdstuk 1 & hoofdstuk 2 

Succes met leren

Slide 48 - Slide