tijdsverloop/chronologie: vroeger, later, eerst, nadat
opsommend; en, verder, ook nog
tegenstellend: maar, echter, hoewel
voorbeeldgevend: bijvoorbeeld, zoals
conclusie/samenvatting: dus, kortom, daarom
redengevend: omdat, want, dankzij
oorzaak-gevolg: daardoor, dankzij
voorwaarde: als (...dan), wanneer, mits, tenzij
Alle 8 herkennen en signaalwoord erbij!