H1, leesvaardigheid , hv1p, 13-11-19

Welkom
Pak alvast je leesboek, boek, schrift en pen, dan kunnen we snel beginnen. 
1 / 42
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 42 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom
Pak alvast je leesboek, boek, schrift en pen, dan kunnen we snel beginnen. 

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen vandaag?
10.25 - 10.35 - Lezen in leesboek
10.35 - 10.55 - Huiswerk bespreken
10.55 - 11.10 - Samenvatting maken
11.10 - 11.15 - Lesafsluiting 

Slide 2 - Slide

Tien minuten lezen, in stilte.

Slide 3 - Slide

Huiswerk bespreken
Opdracht 39 klassikaal

Opdracht 40 en 41 individueel


Slide 4 - Slide

Samenvatting maken
Aanstaande vrijdag hebben we een proefwerk over leesvaardigheid. Voor deze toets is het van belang dat je de gele blokken theorie van het onderdeel lezen van hoofdstuk 1 en 2 kent, maar ook kunt toepassen.

Vat alle belangrijke informatie in je schrift samen en ga dit leren! Je mag elkaar bijvoorbeeld ook overhoren. 

Slide 5 - Slide

Lesafsluiting
Leer goed voor de toets! Het zou mooi zijn als je je cijfer wat omhoog kunt halen. 

Slide 6 - Slide

Oriënterend lezen
Je bekijkt...
1. De titel
2. De eerste zinnen
3. De tussenkopjes
4. De laatste zinnen
5. De anders gedrukte woorden
6. De illustratie
7. De bronvermelding

Slide 7 - Slide

Onderwerp
Onderwerp --> waar de tekst over gaat in één of twee woorden

Deelonderwerp --> een deel van waar het onderwerp over gaat.

Stel je hebt een tekst over 'Voetbal in Nederland'. En er gaat een stukje over AZ, een stukje over Feyenoord en een stukje over Ajax. 
Dan is het onderwerp van de tekst: 'Voetbal in Nederland'
Deelonderwerpen zijn dan: AZ, Feyenoord en Ajax. 

Slide 8 - Slide

Zelfstandig werken
Wat? Maken opdracht 39 (blz. 85) opdracht 40 (blz. 86)
Hoe?  Fluisterend overleggen. Gaat dit niet goed? Dan gaan we in absolute stilte aan het werk. 
Tijd? Je hebt hier een kwartier de tijd voor
Hulp? Vraag je buurman/buurvrouw. Steek anders je hand omhoog, dan kom ik bij je.
Klaar? Maak opdracht 41 of ga lezen in je leesboek
timer
10:00

Slide 9 - Slide

Wat weet je nog?
Welke drie soorten publiek ken je?


Slide 10 - Slide

Zelfstandig werken
Wat?  Opdracht 39 en 40 (blz. 84 en 85)
Hoe? Je mag fluisterend overleggen. Gaat dit niet goed? Dan gaan we in absolute stilte aan het werk. 
Tijd? Je hebt hier tot het einde van de les de tijd voor
Hulp? Vraag je buurman/buurvrouw. Steek anders je hand omhoog, dan kom ik bij je.
Klaar? Maak opdracht 41 (blz. 87) 
timer
15:00

Slide 11 - Slide

Huiswerk bespreken
Opdracht 47, 48 en 50 bespreken

- Verbeter je antwoord als je deze fout had

Slide 12 - Slide

Pauze
timer
5:00

Slide 13 - Slide

Uitleg HS 2 (blz. 82) 

Slide 14 - Slide

Zelfstandig werken
Wat?  Opdracht 39 en 40 (blz. 84 en 85)
Hoe? Je mag fluisterend overleggen. Gaat dit niet goed? Dan gaan we in absolute stilte aan het werk. 
Tijd? Je hebt hier tot het einde van de les de tijd voor
Hulp? Vraag je buurman/buurvrouw. Steek anders je hand omhoog, dan kom ik bij je.
Klaar? Maak opdracht 41 (blz. 87) 
timer
10:00

Slide 15 - Slide

Opdracht 39 bespreken (blz. 85)
- Verbeter je antwoord indien nodig
- Zet een krul als je het goed hebt

Slide 16 - Slide

Kahoot van Sarah :D

Slide 17 - Slide

Welk woord hoort in de zin?
timer
3:00

Slide 18 - Slide

Quizlet
We gaan zo een Quizlet doen. Een quizlet is een soort quiz over woorden. Na de uitleg pak je je telefoon en moet je inloggen. Als iedereen is ingelogd, kom je terecht in een team. Het is dus van belang dat iedereen zijn/haar eigen naam invult zodat je gemakkelijk je teamgenoten kan vinden. 

Het is dan de bedoeling dat je de juiste betekenis koppelt aan het woord. Hierbij moet je samenwerken met je teamgenoten! Succes. 

Slide 19 - Slide

Quizlet
https://quizlet.com/438979781/live


Slide 20 - Slide

Zelfstandig werken
Wat? Maken opdracht 34, 35 blz. 80
Hoe? Je mag zachtjes overleggen met je buurman/buurvrouw
Tijd? Je hebt hier 10 minuten de tijd voor. 
Hulp? Vraag je buurman/buurvrouw. Steek anders je hand omhoog, dan kom ik bij je.
Klaar?  Maak opdracht 36 (blz. 80) of ga lezen in je leesboek. 




timer
10:00

Slide 21 - Slide

Huiswerk bespreken
Opdracht 31 en 32 bespreken. (blz. 78)

- Verbeter jouw antwoord als je het fout hebt, over deze woorden en uitdrukkingen worden vragen op de toets gesteld!

Slide 22 - Slide

Antoniem
Een synoniem is een ander woord met dezelfde betekenis

Een antoniem is een woord dat het tegenovergestelde betekent. Bijvoorbeeld warm - koud. 

Soms kun je een antoniem al zien aankomen, doordat er een signaalwoord in de tekst staat. Een signaalwoord wijst op een verband tussen twee zinnen of zinsdelen, in dit geval een tegenstelling

Slide 23 - Slide

Voorbeeld
De puzzel leek erg complex, maar bleek juist eenvoudig.
Hoewel Daisy ingetogen overkomt, kan zij ook erg uitbundig zijn. 

Wat is aan antoniem van....
1. moeilijk?
2. hard?
3. absent?
4. geliefd?

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Zelfstandig werken
Wat? Maken opdracht 37, 39 en en 41 blz. 31 en 32
Hoe? Je mag zachtjes overleggen met je buurman/buurvrouw
Tijd? Je hebt hier tot het einde van de les de tijd voor
Hulp? Vraag je buurman/buurvrouw. Steek anders je hand omhoog, dan kom ik bij je.
Klaar? Ga lezen in je leesboek 

timer
9:00

Slide 26 - Slide

Huiswerk bespreken
Opdracht 35 en 36

- Heb je het net goed opgeschreven? Neem dan het juiste antwoord over in je schrift. 

Slide 27 - Slide

Welkom
Pak alvast je leesboek, boek, schrift en pen, dan kunnen we snel beginnen. 

Slide 28 - Slide

Tien minuten lezen, in stilte.

Slide 29 - Slide

Wat moet je weten voor de toets?
Noteer in je schrift zoveel mogelijk onderdelen die je moet weten voor de toets. Ben je goed voorbereid?

timer
5:00

Slide 30 - Slide

Oefening 1 
Is het vetgedrukte woord een persoonsvorm, voltooid deelwoord of infinitief? Schrijf op in je schrift. 

  1. Elke avond schrijft Elske in haar dagboek. 
  2. Ze hoopt zo een mooi overzicht voor later te maken.
  3. Inmiddels heeft ze al drie schriften volgeschreven.
  4. Ze zal haar dagboeken pas weer lezen als ze volwassen is.
  5. Tot die tijd bewaart ze de schriftjes op de bovenste plank in haar kast.
timer
3:00

Slide 31 - Slide

Oefening 2
Neem de zinnen over in je schrift. Zet streepjes tussen de zinsdelen en benoem het werkwoordelijk gezegde en onderwerp van de zinnen.

  1. Ik heb het gras gemaaid.
  2. Mijn vader zal blij zijn. 
  3. De nieuwe bank wordt morgen geleverd.
  4. In de vakantie ga ik in een supermarkt werken.
  5. Elke ochtend staat de bakker om vijf uur op.
timer
7:00

Slide 32 - Slide

Oefening 3
Breid de onderstaande zin uit met de vraagwoorden. wanneer? en hoe?

Lucas is naar de sportschool geweest. 


Slide 33 - Slide

Verhaal maken
Iedereen zegt één woord, de rest van de klas is stil en luistert goed. We houden het tempo hoog. Als het te lang duurt gaat het woord naar de volgende persoon. 


Slide 34 - Slide

Uitleg zinsopbouw
We hebben geleerd dat een basiszin bestaat uit twee delen:
- een deel dat zegt wat de handeling is (=wwg)
- een deel dat zegt wie de handeling uitvoert (=ow)

Bijvoorbeeld:
De tuinman hakt om. 

Deze zin is nog niet compleet. Je moet namelijk niet alleen vragen wie hakt om? Maar ook wat hakt de persoon om? 
Het wordt dan: De tuinman hakt de boom om. 

Slide 35 - Slide

Uitleg zinsopbouw
Bij sommige werkwoorden moet je maar één basisvraag stellen. Bijvoorbeeld:
De hond slaapt.

Je kan niet vragen: Wat slaapt de hond? Je hoeft bij dit werkwoord maar één basisvraag te stellen. Wie slaapt? 

Bij sommige werkwoorden moet je de wie vraag stellen, maar kun je ook de wat vraag stellen.
Bijvoorbeeld:
Lisa zingt. Wat zingt Lisa? Lisa zingt een lied.
Klaas tekent. Wat tekent Klaas? Klaas tekent een hond. 

Slide 36 - Slide

Samengevat
1. Een werkwoord waar je alleen een wie vraag bij moet stellen (Hij slaapt)
2. Een werkwoord waar je een wie & een wat vraag bij moet stellen. (De tuinman hakt de boom om)
3. Een werkwoord waar je een wie vraag bij moet stellen, maar ook een wat vraag bij kunt stellen. (Linda zingt, Linda zingt een lied) 

Noteer van deze werkwoorden de juiste soort. (maak een keuze uit 1, 2 of 3)
Wassen, zwemmen, opbellen, fietsen, wegsturen. 

Slide 37 - Slide

Pauze

Slide 38 - Slide

Wat weet je nog?
Waar hebben we het de vorige les over gehad?

Slide 39 - Slide

Verhaal maken

Ik heb acht vrijwilligers nodig die voor het bord willen komen, deze leerlingen moeten in een rijtje staan. We gaan vandaag weer een verhaal maken. Deze keer gaan jullie niet omstebeurt een woord zeggen, maar word je aangewezen. Het kan zijn dat je dan een langer deel van een verhaal moet vertellen, wellicht een paar zinnen of slechts een woord.

De klas bepaalt of je af bent. Je bent af als je ehhhhh, het woord ervoor herhaalt of natuurlijk als je vloekt of scheldt in het verhaal. De klas moet dus goed opletten of dit niet gebeurt. 

Daarnaast bepaalt de klas het onderwerp van het verhaal. Het verhaal moet hier dus ook een beetje over blijven gaan (enkele uitwijkingen zijn in principe prima). 

Slide 40 - Slide

Opdrachten bespreken
Wat? Opdracht 15 en 16 blz. 69 en 70

- Je kijkt met een andere kleur pen na
- Verbeter je antwoord als deze fout is
- Zet een krul als je het antwoord goed hebt

Slide 41 - Slide

Tien minuten lezen, in stilte.

Slide 42 - Slide