Lezen H1 t/m H3 WSS

Lezen H1 t/m H3 WSS
1 / 16
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 16 slides, with text slides.

Items in this lesson

Lezen H1 t/m H3 WSS

Slide 1 - Slide

Uitleg Lezen H1

Slide 2 - Slide

Uitleg tekstdoel
Wat wil de schrijver bereiken met zijn/haar tekst? → doel van een tekst
5 tekstdoelen:
  • informeren --> informatie geven / iets uitleggen
  • overtuigen --> proberen de lezer de mening van de tekst te laten overnemen
  • activeren --> proberen de lezer iets te laten doen
  • amuseren --> vermaken: fictie

Slide 3 - Slide

Indeling van een tekst
  • inleiding
  • middenstuk 
  • slot 

Slide 4 - Slide

Inleiding
In de inleiding van een tekst wordt bijna altijd het onderwerp genoemd. Daarnaast wordt bijvoorbeeld:
  • de aanleiding voor het schrijven van de tekst genoemd;
  • een voorbeeld bij het onderwerp gegeven;
  • een leuk, kort verhaaltje (anekdote) verteld;
  • een belangrijke vraag gesteld;
  • een mening of standpunt (over het onderwerp) gegeven;
  • de hoofdgedachte van de tekst genoemd;
  • een deskundige over het onderwerp geïntroduceerd;
  • iets over de opbouw van de tekst verteld;
  • een korte samenvatting van de tekst gegeven.

Slide 5 - Slide

Middenstuk
In het middenstuk van een tekst worden verschillende zaken behandeld die met het onderwerp te maken hebben. Dat zijn de deelonderwerpen.

Slide 6 - Slide

Slot
In het slot van een tekst wordt bijvoorbeeld:
  • de hoofdgedachte van de tekst genoemd;
  • een advies gegeven;
  • een conclusie getrokken;
  • een korte samenvatting van de tekst gegeven;
  • een toekomstverwachting genoemd;
  • een vraag uit de inleiding beantwoord.

Slide 7 - Slide

Vragen over de indeling
  1. Uit welke drie delen bestaat een tekst?
  2. Waar vind je de belangrijkste informatie van een tekst?
  3. Wat is de hoofdgedachte van een tekst?
  4. Waar vind je de hoofdgedachte van een tekst?

Slide 8 - Slide

Uitleg lezen H2

Tekstverbanden & signaalwoorden

Slide 9 - Slide

Tekstverbanden & signaalwoorden

Slide 10 - Slide

Tekstverbanden & signaalwoorden

Slide 11 - Slide

Vragen over kernzin, signaalwoord en tekstverband

  1. Wat is een kernzin?
  2. Waar vind je de kernzin?
  3. Wat staat er vóór of na de kernzin?
  4. Wat zijn signaalwoorden?
  5. Wat zijn tekstverbanden?


Slide 12 - Slide

Uitleg Lezen H3

Feiten, meningen, argumenten

Slide 13 - Slide

Feit
  • Een feit:
  • - is een uitspraak over iets wat waar of onwaar is;
  • - kun je controleren. 
  • Bijvoorbeeld:
  • – Bij handbal is het rechthoekige speelveld 40 meter lang en 20 meter breed.
  • – Bij handbal mag je een speler met je schouder opzijduwen.
  • Voorbeeld 1 is een voorbeeld van een waar feit; 
  • Voorbeeld 2 is een voorbeeld van een onwaar feit. 
  • Je kunt de feiten controleren door de spelregels over handbal te lezen.

Slide 14 - Slide

Mening
  • Een mening of standpunt: 
  • is iets wat iemand vindt. 
  • Met een mening:
  • kun je het eens of oneens zijn. 
  • Bijvoorbeeld:
  • – Handbal is een vermoeiende sport.
  • Een mening herken je vaak aan (signaal)woorden als Ik vind …, Volgens ons …

Slide 15 - Slide

Argument
  • Met een argument:
  • legt iemand uit waaróm hij een bepaalde mening heeft.
  • Bijvoorbeeld:
  • Ik vind handbal een vermoeiende sport (mening), want je moet minstens drie sets lang springen en heen en weer rennen (argument).
  • Een argument herken je vaak aan signaalwoorden als:
  • omdat, want, namelijk, immers, aangezien

Slide 16 - Slide