Fortuna 14B_voorbereiding toets

19 juni
1 / 32
next
Slide 1: Slide
LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

19 juni

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Absenten?

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

r. 1: welke tijd heeft consistunt?
timer
0:30
A
praesens
B
imperfectum
C
perfectum
D
plusquamperfectum

Slide 5 - Quiz

Slide 6 - Slide

r. 3: noteer de naamval en verklaar het gebruik van fortitudine

Slide 7 - Open question

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

r. 8: vident wordt gevolgd door een AcI. Citeer de subjectsaccusativus

Slide 10 - Open question

r. 8: vident wordt gevolgd door een AcI. Citeer de objectsaccusativus

Slide 11 - Open question

Slide 12 - Slide

Stel er stond: viderunt Gallum ... posse: vertaal

Slide 13 - Open question

r. 10: terram=
timer
0:30
A
subjectsaccusativus
B
objectsaccusativus
C
lijdend voorwerp
D
accusativus na een voorzetsel

Slide 14 - Quiz

23 juni

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

r. 11-13: Fama est Manlium deinde torquem cruentum de collo eius detraxisse et collo suo circumdedisse.
subjectsaccusativus =
A
Manlium
B
torquem
C
cruentem
D
eius

Slide 17 - Quiz

r. 11-13: Fama est Manlium deinde torquem cruentum de collo eius detraxisse et collo suo circumdedisse.
objectsaccusativus =
A
Manlium
B
torquem cruentem

Slide 18 - Quiz

r. 1: welke tijd heeft appellaverunt?
timer
0:30
A
praesens
B
imperfectum
C
perfectum
D
plusquamperfectum

Slide 19 - Quiz

Slide 20 - Slide

Vertaal: fama est Manlium torquem detrahere

Slide 21 - Open question

Vertaal: fama erat Manlium torquem detrahere

Slide 22 - Open question

Vertaal: fama erat Manlium torquem detraxisse

Slide 23 - Open question

r. 2: gladio gaat als
timer
0:30
A
filia
B
dominus/ bellum
C
urbs/ nomen

Slide 24 - Quiz

r.2: gladio =
timer
1:00
A
genitivus
B
dativus
C
accusativus
D
ablativus

Slide 25 - Quiz

r. 4: hostem gaat als
timer
0:30
A
filia
B
dominus/ bellum
C
urbs/ nomen

Slide 26 - Quiz

r. 4: hostem is acc, functie
timer
0:45
A
lijdend voorwerp
B
objectsaccusativus
C
subjectsaccusativus
D
na een voorzetsel

Slide 27 - Quiz

r.6: hostis =
timer
1:00
A
genitivus
B
dativus
C
accusativus
D
ablativus

Slide 28 - Quiz

r. 9: narrant= zij vertelden
timer
0:45
A
dat is goed
B
dat is fout, want verkeerde tijd
C
dat is fout, want verkeerde persoon
D
dat is fout, want het is het verkeerde werkwoord

Slide 29 - Quiz

r. 9
transfodisse= door te steken
A
dat is goed
B
dat is fout, want verkeerde tijd
C
dat is fout, want verkeerde persoon
D
dat is fout, want het is het verkeerde werkwoord

Slide 30 - Quiz

r. 10: terram gaat als
timer
0:30
A
filia
B
dominus/ bellum
C
urbs/ nomen

Slide 31 - Quiz

nog vragen?
succes met de toets!

Slide 32 - Slide