This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 20 min
Items in this lesson
Hoofdstuk 2 "Stoffen"
Paragraaf 2.1
Stoffen in huis
Slide 1 - Slide
Leerdoelen par. 2.1
- 2.1.1 Je kunt vier stofeigenschappen noemen die gebruikt worden om stoffen te herkennen.
- 2.1.2 Je kunt stoffen herkennen aan hun stofeigenschappen.
- 2.1.3 Je kunt uitleggen in welke gevallen een stof gevaarlijk kan zijn.
Slide 2 - Slide
Aan welke eigenschap kun je suiker herkennen?
A
Vorm
B
Smaak
C
Temperatuur
D
Prijs per kilogram
Slide 3 - Quiz
Wat is een stofeigenschappen van koffie?
A
Temperatuur
B
Kleur
C
Vorm
D
Prijs per kilogram
Slide 4 - Quiz
Je kunt een stof herkennen aan bepaalde eigenschappen. Alleen niet elke eigenschap is een stofeigenschap.
Maak de zinnen kloppend.
In de supermarkt kun je suiker kopen. Een pak suiker weegt één kilo en smaakt zoet. Het gewicht van het pak suiker is .................... stofeigenschap en de zoete smaak is .................... stofeigenschap.
geen
wel een
Slide 5 - Drag question
Aan welke eigenschap kun je een stof niet herkennen?
A
Hoeveelheid
B
Geur
C
Smaak
D
Kleur
Slide 6 - Quiz
In een fles zit een heldere, kleurloze vloeistof met een sterke geur. Welke stof zou het kunnen zijn?
A
Alcohol
B
Olijfolie
C
Suiker
D
Water
Slide 7 - Quiz
Welke van de volgende eigenschappen zijn een stofeigenschap van ammonia?
A
Oranje-rode kleur
B
Brandbaar
C
Sterke geur
D
Koud
Slide 8 - Quiz
Een stof heeft meerdere eigenschappen en vaak één kenmerkende eigenschap.
Maak de zinnen kloppend.
herken je aan de kleur.
herken je aan de smaak.
herken je aan de geur.
herken je aan de brandbaarheid.
Koper
Zout
Chloor
Diesel
Slide 9 - Drag question
In een fles zit een heldere, kleurloze vloeistof met een sterke geur. Welke stof is dit zeker niet?
A
Alcohol
B
Water
C
Wasbenzine
D
Ammonia
Slide 10 - Quiz
Maak de zin kloppend. Spiritus kan vooral gevaarlijk zijn als je de stof ...........
A
aanraakt
B
inslinkt
Slide 11 - Quiz
Sommige stoffen kunnen de slijmvliezen van je neus en longen irriteren als je eraan ruikt.
Hoe kun je het beste aan deze stoffen ruiken?
Zet in de goede volgorde.
1.
2.
3.
Ruik voorzichtig aan de damp.
Wuif boven de hals van de fles heen en weer.
Haal de dop van de fles.
Slide 12 - Drag question
Leswerk
Moeilijk: uitlegfilmpje / uitleg van docent
Makkelijk: Ga door met paragraaf 2.2
Slide 13 - Slide
Leerdoelen par. 2.2
- 2.2.1 Je kunt het verschil noemen tussen zuivere stoffen en mengsels.
- 2.2.2 Je kunt oplossingen en suspensies onderscheiden.
- 2.2.3 Je kunt beschrijven hoe je stoffen kunt scheiden door middel van extraheren of filtreren.