1.4 Wat is produceren? H3

Welkom bij Economie

- Boek, schrift, rekenmachine op tafel
- telefoon uit zicht
1 / 12
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo b, havoLeerjaar 3

This lesson contains 12 slides, with text slides.

Items in this lesson

Welkom bij Economie

- Boek, schrift, rekenmachine op tafel
- telefoon uit zicht

Slide 1 - Slide

planning
- theorie par. 1.4: Wat is produceren?
- maken opdrachten: 38 t/m 47  (45 hoeft niet)

- toets H1: 30 september (zie Magister)
Alle theorie en rekensommen van H1 (vergeet je rekenmachine niet!)

Slide 2 - Slide

Lesdoelen 1.4
Wat is produceren?
Lesdoelen:
- Je kunt de rol van ruil bij consumeren en produceren verklaren
- Je kunt uitleggen waarom er bij produceren waarde wordt toegevoegd
- je kunt uitleggen waarom bedrijven winst willen maken
- Je kunt omzet van een bedrijf berekenen
- Je kunt voorbeelden van MVO geven

Slide 3 - Slide

produceren
blz 20
produceren
goederen en diensten leveren aan de consument,
door de producent, in ruil voor geld

toegevoegde waarde
alles wat een producent toevoegt aan een ingekochte grondstof

bedrijfskolom
de weg die een product aflegt, van grondstof tot eindproduct


Slide 4 - Slide

winst maken
(blz. 21)
  • winst
  • de opbrengst is meer dan de kosten

  • afzet
  • verkochte hoeveelheid (aantal)

  • omzet
  • de opbrengst van alle verkochte producten

  • inkoopwaarde (van de omzet)
  • bedrag dat wordt betaald voor de inkoop van grondstoffen of producten

Slide 5 - Slide

1. maken 39, 40, 41
2. lezen groene teksten over 'rekenen' (blz. 21 en 22)
3. maken 42, 43, 44 (45 hoeft dus niet)
4. maken 46 en 47 
5. Af? Dan herhalingsopdrachten maken (blz. 28)

Slide 6 - Slide

nakijken 39 t/m 41
  • 39 Het restaurant is een bedrijf en verkoopt aan de consument, verdient er geld aan. Thuis verdien je er geen geld aan. 

  • 40 a De toegevoegde waarde is € 1,06 – € 0,78 = € 0,28.
  •  b De supermarkt zorgt er voor dat de chips in kleinere verpakkingen en in verschillende merken en smaken beschikbaar is op korte afstand van de eindgebruiker.

  • 41. a De scooterfabriek (€ 785 – € 115 = € 670).
  •  b De hoogovens ((€ 90 – € 20) ÷ € 20 × 100 = 350%).
  •  c Dit is niet te bepalen, omdat de kosten niet bekend zijn.
  •  d De groothandel en de scooterwinkel.



Slide 7 - Slide

nakijken 42, 43 en 44

  • 42. opbrengst € 20.360.000       inkoopwaarde € 11.840.000
  • kosten € 2.120.000 + € 500.000 + € 6.100.000 = € 8.720.000 
  • resultaat = € 20.360.000 - € 11.840.000 - € 8.720.000 = - € 200.000   dus verlies 

  • 43. a. € 55 - € 40 = € 15
  • b. € 15 - € 3,50 = € 11,50

  • 44. a. € 80 + € 40 + (100 x € 0,04) = € 124  (TK)
  • b. 100 x € 1,80 = € 180 omzet (TO)
  • c. resultaat = TO - TK    € 180 - € 124 = € 56 winst

 




Slide 8 - Slide

'Triple p'
blz 26    - gezamenlijk naar vraag 47 kijken

Slide 9 - Slide

maken vraag 46
  • 46a.  Hiermee geeft Max Havelaar aan dat ze zich inzet voor de belangen van de boeren in ontwikkelingslanden.
  •  b. De p van People.
  •  c. De toegevoegde waarde is het gevoel iets goeds te doen voor boeren in ontwikkelingslanden door te kiezen voor koffie van Max Havelaar.
  •  d. Eigen antwoord

Slide 10 - Slide

Lesdoelen 1.4
Wat is produceren?
Lesdoelen:
- Je kunt de rol van ruil bij consumeren en produceren verklaren
- Je kunt uitleggen waarom er bij produceren waarde wordt toegevoegd
- je kunt uitleggen waarom bedrijven winst willen maken
- Je kunt omzet van een bedrijf berekenen
- Je kunt voorbeelden van MVO geven

Slide 11 - Slide

planning

- toets H1: 30 september (zie Magister): 
alle theorie & rekensommen van H1 (vergeet je rekenmachine niet!)

Slide 12 - Slide