Werkwoordspelling les 3: persoonsvorm vt, voegwoorden en het onderwerp


Nederlands
Werkwoordspelling les 3
PV VT + Engelse WW
VG2 P1 2019/2020
Ook: voegwoorden en het onderwerp
1 / 33
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson


Nederlands
Werkwoordspelling les 3
PV VT + Engelse WW
VG2 P1 2019/2020
Ook: voegwoorden en het onderwerp

Slide 1 - Slide

Je weet nu ...
... wat een samengestelde zin is.
... hoe je bepaalt of je te maken hebt met een samengestelde zin of een enkelvoudige zin.

... hoe je de persoonsvorm in een zin kunt vinden.
... hoe je de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd vervoegt in een samengestelde zin (welke regel je gebruikt).

Slide 2 - Slide

Aan het eind van deze les...

... weet je hoe je de persoonsvorm in de verleden tijd vervoegt in een samengestelde zin (welke regel je gebruikt).

... weet je hoe je werkwoorden vervoegt, die oorspronkelijk uit het Engels komen en zijn vernederlandst.

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Aan de slag!

Ga zelfstandig aan de slag met de rest van de les. 
Lees goed wat je moet doen.

Slide 6 - Slide

Weet je nog? Beantwoord onderstaande vraag.

Hoe vind je de persoonsvorm in een zin? Er zijn meer antwoorden mogelijk.

Slide 7 - Open question

Weet je nog? Beantwoord onderstaande vraag.

Wat is een samengestelde zin?

Slide 8 - Open question

Weet je nog? Beantwoord onderstaande vraag.

Hoe weet je of je te maken hebt met een samengestelde zin of een enkelvoudige zin?

Slide 9 - Open question

Weet je nog? Beantwoord onderstaande vraag.

Enkelvoudig of samengesteld?
Als je nu niet doorloopt, krijg je een knal.
A
enkelvoudig
B
samengesteld

Slide 10 - Quiz

Weet je nog? Beantwoord onderstaande vraag.

Enkelvoudig of samengesteld?
Ik zou wel willen komen, echter heb ik geen tijd.
A
enkelvoudig
B
samengesteld

Slide 11 - Quiz

Oefenen met de PV VT
Ga naar: 
  • www.berktekst.nl - werkwoordspelling - persoonsvorm

Meer dan 1 fout? Maak dan persoonsvorm vt 02.
Wederom meer dan 1 fout? Maak dan persoonsvorm vt 03

Ga door totdat je niet meer dan 1 fout hebt!

Maak de opdrachten op berktekst.nl 

Slide 12 - Slide

Lees de uitleg

Slide 13 - Slide

Lees de uitleg

Slide 14 - Slide

Lees de uitleg

Slide 15 - Slide

Lees de uitleg

Slide 16 - Slide

Lees de uitleg

Slide 17 - Slide

Oefenen met Engelse werkwoorden PVTT en PVVT
Ga naar: www.jufmelis.nl - werkwoordspelling - werkwoorden uit het Engels


Maak de opdrachten op jufmelis.nl 

Slide 18 - Slide

Engelse werkwoorden
Vervoeg op de juiste manier in de persoonsvorm verleden tijd: Hij (timen)
A
hij timede
B
hij timde
C
hij timmde
D
hij timdde

Slide 19 - Quiz

Engelse werkwoorden
Vervoeg op de juiste manier in de persoonsvorm verleden tijd: Hij (barbecueën)
A
barbecude
B
barbecuede
C
barbecuedde
D
barbecudde

Slide 20 - Quiz

Engelse werkwoorden
Vervoeg op de juiste manier in de persoonsvorm verleden tijd: Hij (lunchen)
A
hij lunchte
B
hij lunchde
C
hij lunchtte
D
hij lunchdde

Slide 21 - Quiz

Engelse werkwoorden
Vervoeg op de juiste manier in de persoonsvorm verleden tijd : Hij (deleten)
A
deletete
B
delet
C
delette
D
deletette

Slide 22 - Quiz

Engelse werkwoorden
Vervoeg op de juiste manier in de persoonsvorm verleden tijd: Hij (racen)
A
racte
B
racette
C
racde
D
racete

Slide 23 - Quiz

Engelse werkwoorden
Vervoeg op de juiste manier in de persoonsvorm tegenwoordige tijd. Mijn vader (downloaden)
A
download
B
downloat
C
downloadt
D
downloadde

Slide 24 - Quiz

Engelse werkwoorden
Vervoeg op de juiste manier in de persoonsvorm tegenwoordige tijd. Jason (barbecueën)
A
barbecued
B
barbecuedt
C
barbecuet
D
barbecuette

Slide 25 - Quiz

Engelse werkwoorden
Vervoeg op de juiste manier in de persoonsvorm tegenwoordige tijd. Mijn vriendje (skaten)
A
skatet
B
skate
C
skated

Slide 26 - Quiz

Engelse werkwoorden
Vervoeg op de juiste manier in de persoonsvorm verleden tijd
Romy en Marie (racen)
A
raceten
B
racetten
C
raceden

Slide 27 - Quiz

Persoonsvormen, onderwerpen, voegwoorden
Op de volgende slides volgt een aantal zinnen waarin je het volgende moet doen: Schrijf alle persoonsvormen, alle onderwerpen en alle voegwoorden op die in iedere samengestelde zin voorkomen. 


Voorbeeld: Wij willen voetballen, maar zij tennissen en hockeyen liever. 
     PV = willen, tennissen, hockeyen
     Ond = wij, zij
     Vw = maar, en

Slide 28 - Slide

Noteer alle persoonsvormen, onderwerpen en voegwoorden.

1. Al mijn vrienden zijn al verliefd, maar ik moet de ware nog ontmoeten!

Slide 29 - Open question

Noteer alle persoonsvormen, onderwerpen en voegwoorden.

2. Het is beter om niet te veel vlees te eten, want de schade voor het milieu schijnt enorm te zijn.

Slide 30 - Open question

Noteer alle persoonsvormen, onderwerpen en voegwoorden.

3. Ik dacht dat de verliezende finalisten van 2010 zich voor het WK van 2018 wel zouden kwalificeren!

Slide 31 - Open question

Noteer alle persoonsvormen, onderwerpen en voegwoorden. 4. Omdat mijn overburen en hun kinderen last van lawaai hebben, mogen mijn zusje en ik nu na tien uur ‘s avonds niet meer naar buiten gaan.

Slide 32 - Open question

Noteer alle persoonsvormen, onderwerpen en voegwoorden.

5. Help me overeind of ga ergens hulp voor me zoeken!

Slide 33 - Open question