3.1.2 De bloedsomloop

De bloedsomloop (bs 2)

De bloedvaten (bs 4)
1 / 24
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

De bloedsomloop (bs 2)

De bloedvaten (bs 4)

Slide 1 - Slide

Het bloedvatenstelsel


- het hart
- de bloedvaten

Slide 2 - Slide

de bloedsomloop
= de weg die het bloed door het lichaam aflegt


-mensen hebben een dubbele bloedsomloop
-mensen hebben een gesloten bloedvatenstelsel

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

de bloedvaten (bs 4)


- slagaders
-haarvaten
-aders

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

haarvaten

- zijn maar 1 cellaag dik
- vormen een netwerk
- de bloeddruk is laag
- er vindt uitwisseling plaats van stoffen

Het lichaam kan nieuwe vaten maken wanneer er een verstopping is

Slide 7 - Slide

slagaders

-lopen van het hart af.
- hebben een gespierde wand
- de bloeddruk is hoog
- liggen vaak diep in het lichaam

Slide 8 - Slide

aders

- lopen naar het hart toe
- de bloeddruk is laag
- de wanden zijn minder gespierd 
- liggen minder diep in je lichaam
- bevatten vaak kleppen

Slide 9 - Slide

spierpomp

Slide 10 - Slide

bloedvatenstelsel

rood = zuurstofrijk
blauw = zuurstofarm

waarom zijn aders blauw?

Slide 11 - Slide

naam van de bloedvaten
De slagaders worden genoemd naar het orgaan waar ze heen stromen.
De aders worden genoemd naar het orgaan waar ze vandaan stromen.

uitzondering: bloedafvoer van het darmkanaal!
Dit gaat via de poortader naar de lever.

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

de lever

In de darmen vindt opname van voedingstoffen/gifstoffen plaats.
Dit komt terecht in het bloed.
In de lever worden deze voedingstoffen/gifstoffen verwerkt.

Slide 14 - Slide

hoe loopt de kleine bloedsomloop?
A
hart, longen, hart
B
hart, lichaam, hart
C
lichaam, hart
D
longen, hart

Slide 15 - Quiz

welke drie soorten bloedvaten zijn er?
A
Aorta, slagaders en aders
B
Aorta, aders en haarvaten
C
Aorta, slagaders en haarvaten
D
Slagaders, aders en haarvaten

Slide 16 - Quiz

Bevatten slagaders zuurstofrijk bloed?
A
ja
B
nee
C
soms

Slide 17 - Quiz

Je kunt je hartslag meten bij je pols. Dit is een voorbeeld van een
A
aorta
B
slagader
C
ader
D
haarvat

Slide 18 - Quiz

Uit wat voor weefsel bestaat een ader?
A
bindweefsel, spierweefsel en dekweefsel
B
bindweefsel en dekweefsel
C
spierweefsel en dekweefsel
D
alleen dekweefsel

Slide 19 - Quiz

welk bloedvat bestaat niet?
A
De leverader
B
De leverslagader
C
De darmslagader
D
De maagader

Slide 20 - Quiz

Wat geeft nummer 2 aan?
A
een slagader
B
een ader
C
een haarvat

Slide 21 - Quiz

Wat is er bijzonder aan de longader?
A
De bloeddruk is er hoog
B
Hij loopt van het hart af
C
Hij bevat zuurstofrijk bloed
D
Hij heeft een gespierde wand

Slide 22 - Quiz

In welke bloedvaten is de bloeddruk laag?
A
In haarvaten en aders
B
alleen in aders
C
alleen in haarvaten

Slide 23 - Quiz

De bloeddruk daalt in de haarvaten.
Wat is géén oorzaak hiervoor?
A
Het bloedvat is smaller
B
Bloed wordt afgeremd via de wanden
C
De haarvaten hebben geen spierweefsel
D
Het is verder van het hart af

Slide 24 - Quiz