LAATSTE LES VOOR TOETS 22

Goedemorgen!
  • Mobiel in je tas
  • Petten af / jassen uit
  • Schrift en pen op tafel
1 / 34
next
Slide 1: Slide
Culturele en kunstzinnige vormingMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Goedemorgen!
  • Mobiel in je tas
  • Petten af / jassen uit
  • Schrift en pen op tafel

Slide 1 - Slide

Planning van vandaag
  • Cijfers
  • Waar staan jullie?
  • Overzicht toetsstof
  • Oefenvragen maken

Slide 2 - Slide

5 architectuurstromingen:
  1. Modernisme
  2. Structuralisme
  3. Postmodernisme
  4. Supermodernisme
  5. Neotraditionalisme
Dimensies:
Toegepast & Autonoom
Ambachtelijk & Industrieel
5 design stijlen:
1. Bauhaus
2. Art Nouveau
3. Postmodernisme
4. Duurzaam design
5. Social design

 TERUGBLIK!

Slide 3 - Slide

Hoe klaar voel je je al voor de toets?
😒🙁😐🙂😃

Slide 4 - Poll

Slide 5 - Slide

Bij welke architectuurstroming zou je dit gebouw kunnen indelen?
A
Modernisme
B
Structuralisme
C
Postmodernisme
D
Supermodernisme

Slide 6 - Quiz

Noem één kenmerk waaraan je kon herkennen dat dit gebouw bij deze stroming hoort.

Slide 7 - Open question

Bij welke architectuurstroming hoort de uitspraak: "form follows function"?
A
Structuralisme
B
Modernisme
C
Supermodernisme
D
Neotraditionalisme

Slide 8 - Quiz

Slide 9 - Slide

Is de stoel op de vorige afbeelding "toegepaste kunst"? Leg uit waarom.

Slide 10 - Open question

Autonoom & Toegepast

Wat is het verschil tussen autonoom en toegepast?

Kan iets ook nu autonoom zijn, en vroeger toegepast?
en andersom..?

Slide 11 - Slide

Wat betekent "Gesamtkunstwerk"?
A
Een gebouw waar mensen in een community kunnen leven.
B
Een kunstwerk dat door meerdere mensen is gemaakt.
C
Verschillende soorten kunsten en ambachten komen samen in één uiting
D
Een stroming in de architectuur én design.

Slide 12 - Quiz

Welk kenmerk hoort bij de designstroming Bauhaus?
A
Degelijk design voor een groot publiek beschikbaar
B
Organische lijnen en vormen
C
Uitbundige decoraties
D
Sociaal betrokken

Slide 13 - Quiz

Wat is géén kenmerk van De Amsterdamse School?
A
Veel gebruik van baksteen
B
Expressieve vormen
C
Gemaakt voor de rijken
D
Ambachtelijk

Slide 14 - Quiz

Wat zijn de zes architectuurkenmerken?

Slide 15 - Open question

Hoe kijk je naar gebouwen?

- Functie: waarvoor wordt het gebouw gebruikt? Zie je dat terug in ontwerp?

- Vorm: omschrijf wat je ziet.

- Omgeving: past het wel of niet in de omgeving? Wat zegt dat?

- Materiaal: eerst stenen/hout (massief), toen  marmer (luxe), toen beton,
   staal en glas (nieuwe mogelijkheden en licht/modern).

- Constructie: wat zit erachter / er in?

- Visie: waarom heeft de architect het zo gemaakt? Wat is het idee?

Slide 16 - Slide

Wat zijn de zes
designkenmerken?

Slide 17 - Open question

Hoe kijk je naar design?
Voorstelling (WAT zie je?)
1. Vorm (bij design meestal herkenbaar)
2. Functie

Vormgeving (HOE is het gemaakt?)
3. Materiaal (breekbaar/stevig/geschiedenis)
4. Techniek (makkelijk = grote oplage / moeilijk = kleine oplage)
5. Context (omgeving, bv. museum of huis / gebruik privé of collectief)
6. Visie (welk idee zit erachter?)

Slide 18 - Slide

Bij welke dimensie gaat het o.a. over het maakproces van een product?

Slide 19 - Open question

Slide 20 - Slide

Oefenen!

Slide 21 - Slide


Jouw reactie, die vaak intern is, moet in tekst vertaald worden (extern ). Zodat je voor een lezer goed navolgbaar bent. 


Slide 22 - Slide

Voorbeeldvraag:
Je krijgt bijvoorbeeld informatie over een gebouw, of een ander kunstwerk (design). Aan de hand van deze informatie ga je een aantal vragen beantwoorden. Hier kan bijvoorbeeld bij zitten: Onder welke stroming valt een gebouw? 

Alleen de stroming opschrijven is NIET voldoende. Maak je antwoord inzichtelijk.



Slide 23 - Slide

Goed antwoord geven op een vraag over kunstvormen.

  • Stap 1: Bepaal de vormgeving  (HOE wordt iets uitgebeeld?).  ALLES WAT JE OGEN ZIEN (materiaal, kleur).
  • Stap 2: Bepaal de voorstelling  (WAT stelt het voor?).
  • Stap 3: Een onderbouwd antwoord -> Koppel het hoe en het wat aan elkaar (Hier kun je ook kwijt of dit goed of slecht gedaan is ---> jouw onderbouwde mening). 

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Voorbeeldantwoord:
Ik zie een gebouw met kleinere vierkante vormen, die samen een groter geheel vormen. (HOE) Hierin is de kleinschaligheid en de menselijke maat van het structuralisme te herkennen. (WAT). 

Als het wordt gevraagd kan je hier nog stap drie (je mening /inzicht) aan koppelen. 

Slide 26 - Slide

Voorbeeld van een ONJUIST antwoord:


Dit gebouw hoort bij het structuralisme. Dit zie ik door de vorm.

Slide 27 - Slide

           Oefenvragen
1. Hoe zijn de designstroming Art nouveau én de architectuurstroming postmodernisme beide te herkennen in dit gebouw? Benoem per stroming, twee kenmerken.

Slide 28 - Slide

Vraag 2:

Hoe zijn de uitgangspunten van het modernisme terug te zien in dit huis? Benoem aan de hand van materiaal, vorm, constructie, omgeving.

Slide 29 - Slide

vraag 3:
Bij welke designstroming past dit meubelstuk als het gaat om voorstelling en vormgeving en is dit designstuk autonoom of toegepast? 

Zou jij dit designstuk zelf aanschaffen? Waarom wel/waarom niet?

Slide 30 - Slide

4. Onder welke architectuurstroming valt het gebouw The George op de Zuidas?
Let op, een combinatie van architectuurstromingen is soms ook mogelijk, mits juist onderbouwd.  
links =voorkant gebouw
rechts= achterkant gebouw

Slide 31 - Slide

Twee algemene leertips:
Tip 1 : Onderbouw je antwoord altijd! Een enkel begrip levert geen punten op. Bedenk altijd ‘waarom’ je iets vindt.

Tip 2: Vraag jezelf bij elke architectuurstroming af, wat kan de keuze voor deze architectuurstijl voor positieve werking hebben op de bewoners van dat huis. Zijn er ook negatieve kanten?

Slide 32 - Slide

Hoe klaar ben je voor de toets?
😒🙁😐🙂😃

Slide 33 - Poll

Rest van de les

Leren / voorbereiden!

Slide 34 - Slide