3havo Spelling - Getallen + argumentatie kort

H3 Spelling - Over de schrijfwijze van getallen
1 / 27
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

H3 Spelling - Over de schrijfwijze van getallen

Slide 1 - Slide

Doel
  • Ik weet wanneer ik getallen in letters of cijfers moet schrijven.
  • Hoe ik werkwoordsvormen moet schrijven die hetzelfde klinken.

Slide 2 - Slide

Wat is de juiste schrijfwijze?

Julia koopt ......... tijdschriften per week.
A
zes
B
6

Slide 3 - Quiz

Ik schrijf getallen
met letters bij...

Slide 4 - Mind map

Ik schrijf getallen
met cijfers bij...

Slide 5 - Mind map

Uitleg
We kijken even naar het uitleg filmpje van Nieuw Nederlands.

Slide 6 - Slide

Even checken

Slide 7 - Slide


Otto speelde met .......... vrienden een potje Fortnite.
A
21
B
een en twintig
C
éénentwintig
D
eenentwintig

Slide 8 - Quiz



De minister wilde ......... miljoen bezuinigen.
A
6-tig
B
zestig
C
60

Slide 9 - Quiz



De staatsgreep vond plaats op ..........
A
vijfentwintig februari negentientachtig
B
25-2-1980
C
25 februari negentientachtig
D
25 februari 1980

Slide 10 - Quiz


Om ...................... had ik een afspraak
A
2 uur
B
14:00 uur
C
twee uur
D
veertien uur

Slide 11 - Quiz

Hoewel ik om 14:00 uur een afspraak had, moest ik .............. wachten op de orthodontist.
A
2 uur
B
14:00 uur
C
twee uur

Slide 12 - Quiz

Werkwoordsvormen -de(n), -dde(n), te(n), -tte(n)

Sommige werkwoorden kun je op verschillende manieren schrijven, maar ze klinken dan wel hetzelfde.

Wachten - wachtten

verbranden - verbrandden

Welke vorm je nodig hebt, heeft te maken met de werkwoordsvorm. Het kan pvtt, pvvt of infinitief (hele werkwoord) zijn.

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Video

Slide 16 - Video

De bom barst vandaag. De bom barstte gisteren.
A
Goed
B
Fout

Slide 17 - Quiz

Ik antwoord vandaag, hij ........... gisteren.
A
antwoordt
B
antwoordde
C
antwoorde
D
antwoordte

Slide 18 - Quiz

De zon .......de jongen, toen hij door de telescoop keek
A
verblinde
B
verblinden
C
verblindde
D
verblindden

Slide 19 - Quiz

lezen: argumentatie

Slide 20 - Slide

Soorten argumentatie
- enkelvoudige argumentatie: 1 argument
- nevenschikkende argumentatie: 2 of meer argumenten
- onderschikkende argumentatie

Slide 21 - Slide

Enkelvoudige argumentatie
Je onderbouwt je standpunt met 1 argument

standpunt: roken moet verboden worden
argument: het is slecht voor je gezondheid

DUS

Slide 22 - Slide

nevenschikkende argumentatie
Je gebruikt meerdere argumenten ter ondersteuning van je standpunt.
standpunt: roken moet verboden worden
argument 1: het is slecht voor je gezondheid
argument 2: roken is verslavend
argument 3: je brengt niet-rokers schade toe
EN

Slide 23 - Slide

Onderschikkende argumentatie
Je onderbouwt je argument met een ondersteunend argument.

standpunt: roken moet verboden worden
- het is verslavend
- in sigaretten zit nicotine, dat is een verslavende stof
WANT

Slide 24 - Slide


Wat voor soort argumentatie is dit?
A
Nevenschikkende argumentatie
B
enkelvoudige argumentatie
C
onderschikkende argumentatie

Slide 25 - Quiz


Wat voor soort argumentatie is dit?
A
meervoudige argumentatie
B
enkelvoudige argumentatie
C
onderschikkende argumentatie

Slide 26 - Quiz


Wat voor soort argumentatie is dit?
A
meervoudige argumentatie
B
enkelvoudige argumentatie
C
onderschikkende argumentatie

Slide 27 - Quiz