§9 Samengestelde zin

Grammatica zinsdelen
Samengestelde zinnen
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Grammatica zinsdelen
Samengestelde zinnen

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen
Grammatica

Het verschil tussen enkelvoudige en samengestelde zinnen herkennen. Verschil tussen hoofd- en bijzinnen herkennen.

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Tekens zinsontleding

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Filmpje NN

Slide 5 - Slide

This item has no instructions



Flevoland bestond vroeger niet,
want het IJsselmeer was nog niet drooggelegd.
Noteer de persoonsvormen van de samengestelde zin:

Slide 6 - Open question

This item has no instructions



Flevoland bestond vroeger niet,
want het IJsselmeer was nog niet drooggelegd.
Noteer de onderwerpen van de samengestelde zin.

Slide 7 - Open question

This item has no instructions



Rembrandt ging in de leer bij een meester-schilder,
omdat hij goed kon tekenen.
Noteer de persoonsvormen van de samengestelde zin.

Slide 8 - Open question

This item has no instructions



Voordat de tandenborstel werd uitgevonden,
poetsten mensen hun tanden met zand, zout of gemalen krijt.
Noteer de onderwerpen van de samengestelde zin.

Slide 9 - Open question

This item has no instructions



Dinosauriërs zijn uitgestorven doordat _______.
Kies de juiste volgorde van het onderwerp en de persoonsvorm.
A
een meteoriet op de aarde viel
B
een metoriet viel op de aarde

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Enkelvoudige of samengestelde zin?

'Lisa is te verdrietig om naar het feest te gaan.'
A
Enkelvoudig
B
Samengesteld

Slide 11 - Quiz

Verander tijd: 'Miranda was te verdrietig om naar het feest te gaan.'

Alleen 'is' verandert, dus 1 persoonsvorm, dus enkelvoudige zin. 
Enkelvoudige of samengestelde zin?

'Ik ben moe en ik heb geen zin om te gaan trainen.'
A
Enkelvoudig
B
Samengesteld

Slide 12 - Quiz

Verander tijd: 'Ik was moe en had geen zin om te gaan trainen'.

'Ben' en 'heb' veranderen, dus 2 persoonsvormen, dus samengestelde zin. 

Merk op dat in allebei de zinnen het onderwerp naast de persoonsvorm staat. Het zijn dus allebei hoofdzinnen. 
Hoofdzin of bijzin?

'Ik ga morgen naar de kapper.'
A
Hoofdzin
B
Bijzin

Slide 13 - Quiz

Het onderwerp (ik) staat naast de persoonsvorm (ga).
Hoofdzin of bijzin?

'... als ik mijn pianoles kan afzeggen.'
A
Hoofdzin
B
Bijzin

Slide 14 - Quiz

Het onderwerp (ik) staat niet naast de persoonsvorm (kan).


De zin bestaat uit:
'Ali heeft me uitgenodigd voor zijn feest, maar jammer genoeg kan ik niet.'

A
hoofdzin + hoofdzin
B
hoofdzin + bijzin

Slide 15 - Quiz

De onderwerpen (Ali + ik) staan telkens naast de persoonsvormen (heeft + kan). Dit zijn dus twee hoofdzinnen.


De zin bestaat uit:
'Over twee weken begint de proefwerkweek en daarna hebben we geen les meer.'
A
hoofdzin + hoofdzin
B
hoofdzin + bijzin

Slide 16 - Quiz

De onderwerpen (de proefwerkweek + we) staan telkens naast de persoonsvormen (begint + hebben). Dit zijn dus twee hoofdzinnen.
Hoofdzin - bijzin?

Nadal heeft een geweldige backhand, maar toch kan hij Federer niet passeren.
A
HZ+HZ
B
HZ+BZ
C
BZ+HZ
D
BZ+BZ

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Hoofdzin/bijzin?
Hoewel het vroeg licht werd, zongen de vogels nog niet.
A
HZ+HZ
B
BZ + BZ
C
BZ+HZ
D
HZ+BZ

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Sandy luisterde geïnteresseerd toen de geschiedenisdocent vertelde dat de middeleeuwse maatschappij was opgebouwd als een piramide.
A
Hoofdzin + hoofdzin + hoofdzin
B
Hoofdzin + hoofdzin + bijzin
C
Hoofdzin + bijzin + hoofdzin
D
Hoofdzin + bijzin + bijzin

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Hoofdzin-bijzin?
Als het lukt, ga ik met je mee want dat vind ik leuk.
A
BZ - HZ -BZ
B
HZ - BZ - HZ
C
BZ - HZ - HZ

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Maak zelf een samengestelde zin die
bestaat uit een hoofdzin en een bijzin.

Slide 21 - Open question

This item has no instructions

Aan de slag
Maak opdracht 1 t/m 3 op blz. 223

Slide 22 - Slide

This item has no instructions