quiz: het transportstelsel

Zin in een quizje?
1 / 26
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Zin in een quizje?

Slide 1 - Slide

Rode bloedcellen
Bloedplasma
Bloedplaatjes
Witte bloedcellen

Slide 2 - Drag question

Wat is de functie van de rode bloedcellen?
A
Wonden herstellen
B
Ziektekiemen doden
C
Het bloed dik maken
D
Vervoeren van zuurstofgas

Slide 3 - Quiz

Wat klopt er niet over witte bloedcellen?
A
Kunnen door de kleinste bloedvaten heen
B
Behoren tot het afweersysteem
C
Etter en pus zijn dode witte bloedcellen
D
Blijven leven na het bestrijden van ziektekiemen

Slide 4 - Quiz

Bloedplasma
Bloedplaatje
Witte bloedcel
Rode bloedcel

Slide 5 - Drag question

Rode bloedcellen
Witte bloedcellen
Bloedplasma
Bloedplaatjes

Slide 6 - Drag question

Waaruit bestaat bloedplasma voornamelijk?
A
voedingsstoffen
B
water
C
afvalstoffen
D
koolstofdioxide

Slide 7 - Quiz

Wat is de belangrijkste taak van de bloedplaatjes?
A
Vervoeren van zuurstofgas
B
Ziekteverwekkers doden
C
Bloed laten stollen
D
vervoeren van koolstofdioxide

Slide 8 - Quiz

Hoeveel rode bloedcellen bevat een klein druppeltje bloed?
A
een paar miljoen
B
een paar duizend
C
een paar honderd
D
enkele tientallen

Slide 9 - Quiz

Alcohol wordt vervoerd door het bloed.
Door welk bestanddeel van bloed wordt alcohol vervoerd?
A
rode bloedcellen
B
witte bloedcellen
C
bloedplaatjes
D
bloedplasma

Slide 10 - Quiz


Wat is NIET waar?

De wand van een haarvat is
1 cellaag dik.
Door die wand kan:


A
zuurstofgas
B
koolstofdioxide
C
voedingsstoffen
D
een haar

Slide 11 - Quiz

Tekst
Slagaders
Haarvaten
Aders
Gespierde wand
1 cellaag dik
'slappe' wand, weinig gespierd
Vervoert bloed 
van hart weg
Heeft kleppen
Hier gebeurt gaswisseling

Slide 12 - Drag question

Door welke bloedvaten stroomt het bloed vanuit je lichaam terug naar het hart?
A
Aders
B
Haarvaten
C
Slagaders

Slide 13 - Quiz

Welke stelling(en) is (zijn) juist?

1. Slagaders vervoeren bloed van hart weg
2. Aders hebben een dunne elastische wand
A
beide waar
B
beide nietwaar
C
1: waar 2: nietwaar
D
1: nietwaar 2: waar

Slide 14 - Quiz


Alle slagaders bevatten
zuurstofrijk bloed?
A
juist
B
fout

Slide 15 - Quiz


Je kunt je hartslag meten bij je pols.
Dit is een voorbeeld van een
A
ader
B
slagader
C
haarvat

Slide 16 - Quiz


Bloedvat:
Wat geeft
nummer 2 aan?
A
een slagader
B
een ader
C
een haarvat

Slide 17 - Quiz

In welke bloedvaten worden stoffen in het bloed opgenomen en aan organen afgegeven?
A
aders
B
haarvaten
C
slagaders

Slide 18 - Quiz

Welke stelling(en) is (zijn) juist?

1. Slagaders hebben een dikke wand.
2. Aders hebben kleppen in armen en benen.
A
beide waar
B
beide nietwaar
C
1: waar 2: nietwaar
D
1: nietwaar 2: waar

Slide 19 - Quiz

Welke stelling(en) is (zijn) juist?

1. Aders: bloed stroomt weg van de organen
2. Slagaders: liggen meestal diep in het lichaam
A
beide waar
B
beide nietwaar
C
1: waar 2: nietwaar
D
1: nietwaar 2: waar

Slide 20 - Quiz

Wat is de functie van de aderkleppen?

Slide 21 - Open question

Kleine bloedsomloop
Grote bloedsomloop
hersenen
longen
zuurstofrijk- zuurstofarm
zuurstofarm-zuurstofrijk
nieren

Slide 22 - Drag question

Welk bloedvat voorziet het hoofd van zuurstofgas?
A
halsslagader
B
halsader

Slide 23 - Quiz

Welk bloedvat voert het bloed
vanuit je arm naar het hart?
A
de armader
B
de armslagader

Slide 24 - Quiz

Hoe noemen we de grootste lichaamsslagader?
A
longslagader
B
aorta
C
holle ader
D
longader

Slide 25 - Quiz

einde

Slide 26 - Slide