HA3b - Monday 20 Jan.- unit 4.4: grammar; if-sentences (second conditional)

Welcome HA3b!
1 / 22
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welcome HA3b!

Slide 1 - Slide

Planning:

  • grammar item: first conditional (if-sentences)
  • NEW grammar item: SECOND conditional (if-sentences)
  • do: ex. 7, 8, 9 (unit 4.4)
  • homework 

Slide 2 - Slide

Pay attention to my examples...

Slide 3 - Slide

What have you just noticed?

Slide 4 - Mind map

Dutch examples:


1. Als we niet haasten, zullen we daar niet op tijd aankomen.
2. Als je goed leert, zul je een voldoende halen voor de toets.

Slide 5 - Slide

if-sentences: first conditional
De first conditional gebruik je:
- als er aan een VOORWAARDE voldaan wordt, is de kans groot dat dit zal gebeuren.

Een conditional wordt ook een if-zin genoemd.

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

Een conditional bestaat uit twee delen: 
-  de if-zin zin (eigenlijk een zinsdeel)
- en een hoofdzin
------------------------------------
In de if-zin gebruik je de PRESENT SIMPLE.
In de hoofdzin gebruik je WILL + HELE WERKWOORD.

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

1. Als ik de loterij win, zal ik een auto kopen.

2. Als we niet haasten, zullen we daar niet op tijd aankomen.

Slide 10 - Slide

Je kunt de zinsdelen ook omdraaien!
If I win the lottery, I will buy a car.
I will buy a car, if I win the lottery.

If we don't hurry, we won't get there in time.
We won't get there in time,
if we don't hurry.


Slide 11 - Slide

If I ... (have) enough money, I ... (buy) new shoes.
A
have - buy
B
have - will buy
C
will have - buy
D
has - bought

Slide 12 - Quiz

If she............ listen, I................call the police.
A
don't will - will
B
will - don't
C
doesn't - will

Slide 13 - Quiz

I ..........(to stay), if it.............(to rain).
A
will stay - rains
B
stay - will rain
C
will stays - rains

Slide 14 - Quiz

Pay attention to the video!

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Video

What have you just noticed?

Slide 17 - Mind map

Second conditional

Slide 18 - Slide

second conditional
Gebruik je voor dingen waarvan het ONWAARSCHIJNLIJK is dat ze gaan gebeuren. Iets zal gebeuren in het onwaarschijnlijke geval dat aan de VOORWAARDE wordt voldaan.

Slide 19 - Slide

If-zin maak je met de PAST SIMPLE en 
de hoofdzin maak je met WOULD + HELE WERKWOORD.
If I won the lottery, I would visit the moon.
Je kan het ook omdraaien!
I would visit the moon if I won the lottery.

Slide 20 - Slide

Let op!
Als je een vorm van TO BE gebruikt in de if-zin, gebruik je altijd WERE, ook bij he/she/it en I dus,
If I WERE a millionaire, I would never have to work.
If she WERE a queen, she would visit all countries.

Slide 21 - Slide

Homework:

Slide 22 - Slide