This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Welcome H3C
Slide 1 - Slide
Planning:
My introduction
Reading 4.4
Words - Sealife
NEW grammar item: SECOND conditional (if-sentences)
homework
Slide 2 - Slide
Learning goals
- Understanding a simple formal letter or email well enough to respond adequately
- Understanding clearly written, unambiguous
Grammar
- If-sentences: second conditional
Slide 3 - Slide
Pay attention to my examples...
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Video
What have you just noticed?
Slide 6 - Mind map
Dutch examples:
1. Als ik de loterij win, zal ik een auto kopen.
2. Als we niet haasten, zullen we daar niet op tijd aankomen.
3. Als je goed leert, zul je een voldoende halen voor de toets.
Slide 7 - Slide
if-sentences: first conditional
De first conditional gebruik je:
- als er aan een VOORWAARDE voldaan wordt, is de kans groot dat dit zal gebeuren.
Een conditional wordt ook een if-zin genoemd.
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Video
Een conditional bestaat uit twee delen:
- de if-zin zin (eigenlijk een zinsdeel)
- en een hoofdzin
------------------------------------
In de if-zin gebruik je de PRESENT SIMPLE.
In de hoofdzin gebruik je WILL + HELE WERKWOORD.
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Slide
1. Als ik de loterij win, zal ik een auto kopen.
2. Als we niet haasten, zullen we daar niet op tijd aankomen.
Slide 12 - Slide
Je kunt de zinsdelen ook omdraaien!
If I win the lottery, I will buy a car.
I will buy a car, if I win the lottery.
If we don't hurry, we won't get there in time. We won't get there in time, ifwe don't hurry.
Slide 13 - Slide
If I ... (have) enough money, I ... (buy) new shoes.
A
have - buy
B
have - will buy
C
will have - buy
D
has - bought
Slide 14 - Quiz
If she............ listen, I................call the police.
A
don't will - will
B
will - don't
C
doesn't - will
Slide 15 - Quiz
I ..........(to stay), if it.............(to rain).
A
will stay - rains
B
stay - will rain
C
will stays - rains
Slide 16 - Quiz
Second conditional
Slide 17 - Slide
Pay attention to the video!
Slide 18 - Slide
Slide 19 - Video
What have you just noticed?
Slide 20 - Mind map
second conditional
Gebruik je voor dingen waarvan het ONWAARSCHIJNLIJK is dat ze gaan gebeuren. Iets zal gebeuren in het onwaarschijnlijke geval dat aan de VOORWAARDE wordt voldaan.
Slide 21 - Slide
If-zin maak je met de PAST SIMPLE en
de hoofdzin maak je met WOULD + HELE WERKWOORD.
If I won the lottery, I would visit the moon.
Je kan het ook omdraaien!
I would visit the moon if I won the lottery.
Slide 22 - Slide
Let op!
Als je een vorm van TO BE gebruikt in de if-zin, gebruik je altijd WERE, ook bij he/she/it en I dus,
If I WERE a millionaire, I would never have to work.
If she WERE a queen, she would visit all countries.
Slide 23 - Slide
Reading 4.4
Read the text and make opdracten (exercise) 1 t/m 6
Reading - 8 mins silence
Work on the opdracten - 25mins - can speak with your neighbour.