Oefeningen voor de toetsweek

Leerdoel:
Ik kan de familieleden in het Spaans benoemen.
1 / 41
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Leerdoel:
Ik kan de familieleden in het Spaans benoemen.

Slide 1 - Slide

Gebruik deze afbeelding bij de volgende vragen!

Slide 2 - Slide

Lisa es ______ de Bart.

Slide 3 - Open question

Mona es _____ de Homero.

Slide 4 - Open question

Marge es _____ de Homero.

Slide 5 - Open question

Jackie y Clancy son ______ de Maggie.

Slide 6 - Open question

Mona es ____ de Bart.

Slide 7 - Open question

Maggie es ____ de Marge.

Slide 8 - Open question

Leerdoel:
Ik ken de onregelmatige werkwoorden ser en tener.

Slide 9 - Slide

'SER' betekent:
A
zijn
B
hebben
C
gaan
D
wonen

Slide 10 - Quiz

'tener' betekent:
A
zijn
B
hebben
C
gaan
D
wonen

Slide 11 - Quiz

____ dos libros de español.
A
Soy
B
Tengo

Slide 12 - Quiz

(nosotros) ____ dos hermanos y una hermana.
A
somos
B
tenemos
C
sois
D
tenéis

Slide 13 - Quiz

Mi madres ____ 45 años.
A
es
B
eres
C
tiene
D
tienes

Slide 14 - Quiz

La chica ______ argentina.
A
tiene
B
tengo
C
eres
D
es

Slide 15 - Quiz

Leerdoel:
Ik ken de getallen t/m 100 in het Spaans.

Schrijf de getallen voluit in het Spaans. 

Slide 16 - Slide

88

Slide 17 - Open question

25

Slide 18 - Open question

34

Slide 19 - Open question

98

Slide 20 - Open question

100

Slide 21 - Open question

10

Slide 22 - Open question

9

Slide 23 - Open question

67

Slide 24 - Open question

71

Slide 25 - Open question

Leerdoel:
Ik kan het bijvoeglijk naamwoord toepassen.

Slide 26 - Slide

La cocina (rood)

Slide 27 - Open question

Los armarios (blauw)

Slide 28 - Open question

La silla (geel)

Slide 29 - Open question

el dormitorio (groen)

Slide 30 - Open question

el salón (roze)

Slide 31 - Open question

las cocinas (zwart)

Slide 32 - Open question

Leerdoel:
Ik kan in het Spaans een huis beschrijven.

Vertaal de zinnen naar het Spaans.

Slide 33 - Slide

Mijn bed is rood.

Slide 34 - Open question

Mijn keuken is zwart.

Slide 35 - Open question

Het huis heeft twee slaapkamers.

Slide 36 - Open question

De badkamer heeft een badkuip.

Slide 37 - Open question

De douche is zwart.

Slide 38 - Open question

De kast is bruin.

Slide 39 - Open question

Het huis heeft een tuin.

Slide 40 - Open question

De eetkamer heeft een tafel en 4 stoelen.

Slide 41 - Open question