Een voorwerp heeft een constante snelheid (of het staat stil)
De resultante kracht is in alle richtingen nul.
v, constant
Fres = 0
a = 0
v is snelheid
a is versnelling
Fres = 0
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Op welk voorwerp werkt de grootste resultante kracht?
Een vliegtuig wat met constante snelheid de oceaan over vliegt.
Een wielrenner die met constante snelheid over een vlakke weg rijdt.
Slide 8 - Slide
Op welk voorwerp werkt de grootste resultante kracht?
Een vliegtuig wat met constante snelheid de oceaan over vliegt.
Een kist die stil staat op de vloer.
Slide 9 - Slide
Antwoord 46a
In verticale richting: Fz = m · g Fz = 123 × 9,81 = 1207 = 1,21·103 N Op de vlakke weg heft de normaalkracht de zwaartekracht precies op, dus FN = Fz = 1,21·103 N
In horizontale richting: Je beweegt met constante snelheid, dus in horizontale richting moet de voorwaartse kracht beide weerstandskrachten opheffen. Fmotor = Fw,rol + Fw,lucht = 32+65= 97
In verticale richting:
In horizontale richting:
Slide 10 - Slide
Antwoord 46b
Slide 11 - Slide
Antwoord 46b
De voorwaartse kracht moet nu naast de weerstandkrachten ook nog de parallelle component van de zwaartekracht opheffen.
Fz,// = 0,12 ∙ Fz = 0,12 × 1207 = 145 N
Fmotor = Fw,rol + Fw,lucht + Fz,//
= 32 + 65 + 145 = 242 = 2,4·102 N
Slide 12 - Slide
Antwoord 47a
De doos staat stil, dus is de resulterende kracht gelijk aan nul. Fw,s = Fspier = 0,40 kN
Antwoord 47b
Ook als de doos met een constante snelheid beweegt, is de resulterende kracht gelijk
aan nul.
Fw,s = Fspier = 0,78 kN
Slide 13 - Slide
Antwoord 47c
Als de doos in beweging komt, werkt de maximale schuifwrijvingskracht.
Bij vraag b bleek, dat
deze gelijk was aan 0,78 kN, dus: Fw,s = 0,78 kN.
Slide 14 - Slide
Antwoord 47d
Met de palen onder de doos kan de doos rollen in plaats van schuiven.
De rolweerstandskracht is veel kleiner dan de schuifwrijvingskracht.
De spierkracht die dan nodig is is daarom ook veel kleiner.
Slide 15 - Slide
Antwoord 47e
Het kleedje moet gladder zijn dan de onderkant van de doos.
Slide 16 - Slide
Slide 17 - Slide
Eerste wet van Newton:
Geen resulterende kracht, dus snelheid constant.
Slide 18 - Slide
Eerste wet van Newton:
Geen resultante kracht, dus snelheid constant.
Slide 19 - Slide
Eerste wet van Newton:
Geen resultante kracht, dus snelheid constant.
Resulterende kracht in de richting van de beweging: versnelling
Slide 20 - Slide
Eerste wet van Newton:
Geen resultante kracht, dus snelheid constant.
Resulterende kracht in de richting van de beweging: versnelling
Resulterende kracht tegen de richting van de beweging in: vertraging
Slide 21 - Slide
Eerste wet van Newton:
Geen resultante kracht, dus snelheid constant.
Resulterende kracht in de richting van de beweging: versnelling
Resulterende kracht tegen de richting van de beweging in: vertraging
Slide 22 - Slide
Tweede wet van Newton
Een voorwerp versnelt of vertraagd
Er werkt een resulterende kracht
a > 0 of a < 0
Fres in richting van de beweging, of
Fres tegen de richting van de beweging
versnelliing vertraging
a=mFres
Slide 23 - Slide
Tweede wet van Newton
a=mFres
Slide 24 - Slide
Tweede wet van Newton
a=mFres
Fres=m⋅a
Slide 25 - Slide
Tweede wet van Newton
a=mFres
Fres=m⋅a
Fres is de resultante kracht (N)
m is de massa (kg)
a is de versnelling (m/s2)
Slide 26 - Slide
Tweede wet van Newton
a=mFres
Fres=m⋅a
Fz=m⋅g
Fres is de resultante kracht (N)
m is de massa (kg)
a is de versnelling (m/s2)
Bij een vrije val:
a = g = 9,81 m/s2
Enige kracht die werkt is de zwaartekracht, dan:
Slide 27 - Slide
Tweede wet van Newton
a=mFres
Fres=m⋅a
Fz=m⋅g
Fres is de resultante kracht (N)
m is de massa (kg)
a is de versnelling (m/s2)
Slide 28 - Slide
Voorbeeld
Maak het voorbeeld
Als de timer voorbij is bespreken we de opdracht
timer
7:00
Slide 29 - Slide
Voorbeeld
Antwoord a:
Fres = m x a
Fres = 4,0 x 1,5 = 6,0
Fres = 6,0 N
Antwoord b:
a = Fres / m
a = 3,0 / 2,0 = 1,5
a = 1,5 m/s2
Slide 30 - Slide
Voorbeeld
Antwoord c:
Fres = m x a
Fres = 3600 x 2,2 = 7920 N
Fres = Fmotor - Fweerstand
Fmotor = Fres + Fweerstand = 7920 + 780 = 8700 N
Slide 31 - Slide
Maak 56 en 57
Klaar? Werk aan de andere opdrachten bij deze leerdoelen