Bas 3 Variatie in genotypen

Startopdracht Intermediar fenotype
Werkboek blz.187 opdracht +6  maken 
1 / 23
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo k, gLeerjaar 2

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Startopdracht Intermediar fenotype
Werkboek blz.187 opdracht +6  maken 

Slide 1 - Slide

Variatie in genotypen

Slide 2 - Slide

leerdoelen
5 Je kunt omschrijven hoe door geslachtelijke voortplanting variatie in genotypen ontstaat. 
6. Je kunt omschrijven wat een mutatie is en kunt omschrijven hoe kanker ontstaat.

eerst even herhalen...

Slide 3 - Slide

Even herhalen van les 1
Hoe noemen we alle eigenschappen van een organisme?
A
Fenotype
B
Genotype

Slide 4 - Quiz

Hoeveel chromosomen heeft een mens?
A
23
B
22
C
46
D
44

Slide 5 - Quiz

Hoe heten de cellen van ons lichaam?
A
geslachtscellen
B
lichaamscellen
C
cellen

Slide 6 - Quiz

Bevatten alle lichaamscellen een celkern?
A
Ja
B
Nee

Slide 7 - Quiz

Wat is het genotype?
A
Alle eigenschappen van een organisme
B
Alle informatie over erfelijke eigenschappen

Slide 8 - Quiz

Waar ligt de erfelijke informatie?
A
In elke cel van ons lichaam
B
In sommige cellen
C
Alleen in de cellen die het nodig hebben

Slide 9 - Quiz

Een mens heeft 46 chromosomen. Hoeveel chromosomen heeft iemand van de moeder?
A
46
B
23
C
22
D
45

Slide 10 - Quiz

Hoeveel paar chromosomen heeft de mens?
A
23
B
46
C
12
D
24

Slide 11 - Quiz

Klassikaal herhalen
Wat wat ook alweer het fenotype?
Wat was ook alweer het genotype?
Hoeveel chromosomen heeft de mens?
Komen alle informatie overal in het lichaam voor?
Hoeveel paren heeft de mens?
Hoe zat dat in geslachtscellen?

Slide 12 - Slide

Genenpaar
- Chromosomen liggen in paren in een lichaamscel (dus genen ook)
- Chromosomen zijn enkelvoudig in geslachtscellen (dus genen ook)

- Je ouders hebben verschillende eigenschappen (bv vader bruine ogen, moeder blauwe ogen)
- Bij de bevruchting krijgt je van elke ouder één chromosoom.
- Daardoor kan informatie verschillend zijn.

Slide 13 - Slide

Variatie in genotypen

Slide 14 - Slide

Variatie in genotype
- Welk gen terecht komt in een geslachtscel is toeval.
- Er zijn veel verschillende combinaties. 
- Daardoor ontstaat bij geslachtelijke voortplanting variatie in genotypen. 
- En dus verschillen in fenotype

Slide 15 - Slide

Variatie in genotype

Slide 16 - Slide

Mutatie
- Foutje/ beschadiging celdeling
- Plotselinge verandering: mutatie  (gemuteerd = veranderd)

- Organisme waar je mutatie ziet is een mutant.
- Bv albino (geen pigment)

Alligator zonder pigment

Slide 17 - Slide

Mutagene invloeden
- foutjes in de celdeling door mutagene invloeden
- Door straling, chemische stoffen. 

- Soms mutatie (verandering) in celdeling.
- Cel gaat ongeremd delen > tumor/gezwel.
- Snelle deling, tumor groeit hard, noemen we kanker.
- Door het bloed vervoert in hele lichaam > uitzaaiingen
kanker

Slide 18 - Slide

Twee genen van een genenpaar bevatten informatie voor dezelfde erfelijke eigenschap
A
Juist
B
onjuist

Slide 19 - Quiz

Kan een genenpaar voor een erfelijke eigenschap bestaat uit twee ongelijke genen
A
ja
B
nee

Slide 20 - Quiz

Wat is een mutatie?
A
Een verandering in het fenotype
B
Een verandering in het genotype

Slide 21 - Quiz

Wat heeft meer invloed? Een mutatie in een geslachtscel of een mutatie in een lichaamscel?
A
Geslachtscel
B
Lichaamscel
C
Beide evenveel

Slide 22 - Quiz

Aan de slag
  • 3.5 Variatie in genotype 
  • Lees eerst de tekst goed door van blz. 192 t/m 194 
  • Maak daarna de opdracht 1 t/m 4 op blz. 195 
  • en opdracht 4 en 7 op blz. 196

Slide 23 - Slide