This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Tips
Wie (soms wat) + pv? = onderwerp
Wat (soms wie) + gez + ow? = lijdend voorwerp
Let op: niet in elke zin staat een lv
Aan (soms voor) wie + gez + ow + lv? = meewerkend voorwerp
Let op: niet in elke zin staat een mv.
Waar? - Met wie? - Waarvandaan?
Waarheen? - Hoe?
Waarover? - Wanneer?
Waarom? - Waardoor?
Er kunnen meerdere bwb in een zin staan.
Grammatica H1 (blz. 27)
Klaar?