Optellen en vergelijkingen oplossen door elkaar (zie toets)
en verhaal sommen
Slide 2 - Slide
Cijfers toets komen deze week
Uiterlijk woensdagmiddag!
Moeten nog kijken naar de waardering
Slide 3 - Slide
Planning H10 + balansboekje
We gaan van start met H10
Daarna gaan we verder met een werkboekje
Samen is dit de stof voor de volgende toets.
Toets is begin juni (exacte datum moet ik nog afstemmen)
Slide 4 - Slide
Doel voor vandaag
H10 formules en vergelijkingen, wat houdt dit in?
&
Je leert hoe je formules korter moet schrijven
Slide 5 - Slide
H10 formules en vergelijkingen
Wat is een (woord)formule?
Slide 6 - Slide
H10 formules en vergelijkingen
Wat is een vergelijking
Slide 7 - Slide
Oplossen van een vergelijking
Slide 8 - Slide
H10 formules en vergelijkingen
Waarom leren we dit:
Zodat je dingen met elkaar kan vergelijken
(opdracht het is feest, wat is goedkoper?)
Slide 9 - Slide
Voorkennis
Rekenregels
Wat doe je in een som eerst? De + of de x?
Slide 10 - Slide
Opfrissen vorige hoofdstukken
Liza heeft ansichtkaartjes gemaakt op een website voor kerst. Ze wil de kaarten thuis met de hand schrijven en opsturen. Voor het ontwerp en het drukken van de kaarten moet ze het volgende betalen: Voor het ontwerp betaalt ze in totaal 2 euro. Het drukken van de kaarten kost 0,20 euro per kaart.
De woordformule is: Bedrag = 0,20 x Aantal + 2
Slide 11 - Slide
Formule korter schrijven
Wist je dat wiskundige lui zijn.. Ze willen alles zo kort mogelijk opschrijven
Je leert een aantal regels binnen de wiskunde.
Er zit vaak geen waarom achter. Het is een afspraak.
Maak een woordenlijst/overzicht van deze regels.
Slide 12 - Slide
Formule korter schrijven
Wist je dat wiskundige lui zijn.. Ze willen alles zo kort mogelijk opschrijven
Bedrag = 0,20 x Aantal + 2
Hoe kan je dit korter schrijven?
Slide 13 - Slide
Formule korter schrijven
Wist je dat wiskundige lui zijn.. Ze willen alles zo kort mogelijk opschrijven
Bedrag = 0,20 x Aantal + 2
Hoe kan je dit korter schrijven?
b = 0,2 x a + 2
Slide 14 - Slide
Formule korter schrijven
Hoogte = -9,8 x seconden + 150
Hoe schrijf je dit korter?
Slide 15 - Slide
Formule korter schrijven
Maar we zijn nog luier:
b = 0,20 x a + 2
Wordt:
b = 0,20a + 2
Wat wordt dan: h = -9,8 x s + 150
Slide 16 - Slide
formules korter schrijven
Schrijf de volgende woordformules korter op:
• Kosten in euro’s = 0,50 x aantal foto’s + 3
• Lengte in cm van een kaars = 30 – 6 x aantal brand uren
timer
3:00
Slide 17 - Slide
Aan de slag H10
havo: 1, 2, 3, 4, 5, 6
vwo: 1, 2, 4, 5, U1, U2
Al klaar? Kijk je werk na!
Ga daarna vast aan de slag met par 2
We werken de eerste 5 min in stilte
Vragen beantwoord ik NA de 5 min
timer
5:00
Slide 18 - Slide
Doel voor vandaag
Je leert hoe je formules korter moet schrijven
Kan je dit?
Schrijf de volgende woordformules korter op:
• Bedrag = 3 x aantal foto’s + 8
• Lengte in cm van een kaars = 25 – 8 x aantal brand uren