Bijvoegelijk naamwoord

BONJOUR et BIENVENUE!

Bonjour
et 
bienvenue!!
1 / 20
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 2

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

BONJOUR et BIENVENUE!

Bonjour
et 
bienvenue!!

Slide 1 - Slide

Les buts du cours
Aan het eind van de les..
  • Kun je uitleggen wat een bijvoeglijk naamwoord is
  • Ken je de basisregel voor het bijvoeglijk naamwoord
  • Heb je de onregelmatige vormen in je schrift genoteerd
  • Kun je vertellen welke bijvoeglijke naamwoorden vóór het zelfstandig naamwoord komen te staan

Slide 2 - Slide

Een bijvoegelijk naamwoord
Zegt iets over een zelfstandig naamwoord (mens, dier, ding)

exemple:
De rode auto - Het lieve hondje - De groene jas - Het grote huis 

In het Nederlands staat deze vóór het zelfstandig naamwoord
In het Frans staat deze ACHTER het zelfstandig naamwoord

Slide 3 - Slide

           Basisregel mannelijk

enkelvoud -                   (Simon)

meervoud -s                (Simons)
----------------------------------
exemple:
le grand garçon 
les grands garçons

         Basisregel vrouwelijk

enkelvoud -e                (Simone)

meervoud -es              (Simones)
----------------------------------
exemple:
la grande fille
les grandes filles

Slide 4 - Slide

Neem dit schema over
Dit is het schema van de basisregel. Deze pas je altijd toe. Op de uitzonderingen na.
Mannelijk
Vrouwelijk
Enkelvoud
-
+ e
Meervoud
+ s
+ es

Slide 5 - Slide

Eindigt het bijvoegelijk naamwoord op -e? Dan geen extra -e bij de vrouwelijke vorm
(oftewel, geen twee keer de ''e'')
exemple:

Le T-shirt est rouge
La robe est rouge / rougee
Eindigt het bijvoegelijk naamwoord op -s? Dan geen extra -s bij de mannelijke vorm meervoud
(oftewel, geen twee keer de ''s'')
exemple:
gris = grijs
Les jeans sont gris
Les jeans sont griss

Slide 6 - Slide

Uitzonderingen..








De uitzonderingen hebben een eigen vorm. Deze moet je uit je hoofd leren. Deze bijvoeglijke naamwoorden staan vóór het zelfstandig naamwoord. De rest staat erachter en daarbij gebruik je de basisregel!
M (ev)
M (mv)
V (ev)
V (mv)
Goed/Lekker
Bon
Bons
Bonne
Bonnes
Mooi
Beau
Beaux
Belle
Belles
Nieuw
Nouveau
Nouveaux
Nouvelle
Nouvelles
Oud
Vieux
Vieux
Vieille
Vieilles

Slide 7 - Slide

Mannelijk of vrouwelijk?
Hoe kun je ook alweer aan de zin zien of een woord mannelijk of vrouwelijk is?

le = mannelijk
la = vrouwelijk

un = mannelijk
une = vrouwelijk

Slide 8 - Slide

J'en veux plus!
Vind je de stof interessant? 
Heb je de basisstof onder de knie?
Wil je meer kennis vergaren?

Bekijk dan de dia hieronder over de plaats van het bijvoegelijk naawmwoord

Slide 9 - Slide

Onderstaande bijv. naamwoorden staan voor het zelfstandig naamwoord.
Het gaat om alle vormen. Alle andere staan erachter.

bon - bonne                 ( goed, lekker )
beau - belle                  ( mooi )
joli - jolie                        ( mooi, knap )
haut - haute                 ( hoog )
long - longue               ( lang )
petit - petite                 ( klein )
jeune - jeune               ( jong )

gros - grosse               ( dik )
grand - grande           ( groot )
autre - autre                ( andere )
nouveau - nouvelle    ( nieuw)
mauvais - mauvaise   ( slecht )


Alle rangtelwoorden: 
eerste: premier - première
vijfde: cinqième
tiende: dixième

* Deze theorie kan een bonusvraag worden op de toets

Slide 10 - Slide

Basisregel: Wat komt er bij mannelijk enkelvoud achter het bijvoeglijk naamwoord?
A
+e
B
+es
C
niks
D
+s

Slide 11 - Quiz

Basisregel: Wat komt er bij mannelijk meervoud achter het bijvoeglijk naamwoord?
A
+s
B
niks
C
+es
D
+e

Slide 12 - Quiz

Basisregel: Wat komt er bij vrouwelijk enkelvoud achter het bijvoeglijk naamwoord?
A
niks
B
+es
C
+e
D
+s

Slide 13 - Quiz

Basisregel: Wat komt er bij vrouwelijk meervoud achter het bijvoeglijk naamwoord?
A
+s
B
+es
C
+e
D
niks

Slide 14 - Quiz

Welke vorm bestaat niet?
A
petits
B
timidee
C
vieille
D
beaux

Slide 15 - Quiz

Welke vorm bestaat niet?
A
griss
B
belle
C
bleues
D
bonne

Slide 16 - Quiz

J'ai un ............. (beau) vélo
A
belle
B
beaux
C
belles
D
beau

Slide 17 - Quiz

Tu as une (petit) ......... soeur?
A
petit
B
petits
C
petite
D
petites

Slide 18 - Quiz

Je voudrais deux T-shirts (m) ............ (bleu)
A
bleus
B
bleu
C
bleues
D
bleue

Slide 19 - Quiz

Ils ont un (grand) ............ chien
A
grand
B
grands
C
grande
D
grandes

Slide 20 - Quiz