Je gebruikt dat:
als je verwijst naar een onzijdig zelfstandig naamwoord: een het-woord.
Ik lees het boek dat ik van jou heb gekregen.
Je gebruikt wat:
na onbepaalde voornaamwoorden als iets, niets, alles of enige.
Alles wat je hier ziet, is zelfgemaakt.
na dat of datgene.
Dat wat je niet hebt, is altijd het aantrekkelijkst.
als het woord waar het betrekking op heeft er niet staat. Wat betekent dan ‘dat wat’.
Wat Rowan vertelt, is helemaal niet waar.