Ten slotte: betrekkelijk vnw wie
Verwijzen met een voorzetsel:
- Verwijs je naar een persoon , dan komt het verwijswoord wie na het voorzetsel.
Daar loopt de man over wie wij het gisteren hadden.
Hij kwam het meisje tegen met wie hij vroeger elke dag naar school fietste.
- Verwijs je naar een dier of ding , dan gebruik je waar + het voorzetsel.
We liepen naar de auto waarin we naar Frankrijk zouden rijden.
De bloemen waarmee hij zijn excuses aanbood, waren erg mooi.