Ga zitten volgens de plattegrond. Log alvast in in de LessonUp.
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1
This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Cursus 4: Taal
§5 Formeel of informeel
Ga zitten volgens de plattegrond. Log alvast in in de LessonUp.
Slide 1 - Slide
Je weet de kenmerken van formele en informele taal.
Je weet de verschillen tussen formele en informele taal en kunt hier voorbeelden van geven.
Lesdoelen
Slide 2 - Slide
Planning
Herhaling paragraaf 4;
instructie paragraaf 5;
in gesprek over de begrippen formeel, informeel, toon en taalgebruik;
aan de slag;
afronden!
Slide 3 - Slide
Dit zijn alleen klinkers...
A
a,b,c,d
B
q,r,s,t,u
C
a,e,o,i,
D
w,m,n,o
Slide 4 - Quiz
Maak een zinnetje met alleen medeklinkers.
Slide 5 - Open question
Samen maken Opdracht 1 (blz. 98)
Slide 6 - Slide
= taal die je gebruikt in serieuze situaties. Je gedraagt je netter dan gebruikelijk. Bijvoorbeeld op je werk of bij mensen die je niet super goed kent.
Sollicitatiebrieven, mailtjes etc.
Formeel taalgebruik
Slide 7 - Slide
= taal die je gebruikt bij mensen die je goed kent. Denk aan je ouders, vrienden of klasgenoten. Je gebruikt informele woorden in minder serieuze situaties.
Op feestjes, in de kantine etc.
Informeel taalgebruik
Slide 8 - Slide
formeel
informeel
je spreekt iemand aan met 'U'
een sollicitatiebrief schrijven
een verjaardagskaart sturen naar je vriendin
straattaal gebruiken in een app
Slide 9 - Drag question
Formeel taalgebruik
Informeel taalgebruik
Geachte meneer
Hé bro!
Met vriendelijke groet
Doei!
Slide 10 - Drag question
Formeel
Informeel
Slide 11 - Drag question
Slide 12 - Slide
Wat?
Cursus 4 Taal, §4 Formeel en informeel
Opdracht 2 & 3 (blz. 98-99)
Hoe?
Zelfstandig. Schrijf de antwoorden in je schrift!
Hulp
Steek je vinger op als je een vraag hebt.
Tijd
10 minuten.
Klaar?
Laat het controleren door de docent, daarna mag je iets voor jezelf doen.
Opdrachten maken
timer
10:00
Slide 13 - Slide
Je weet de kenmerken van formele en informele taal.
Je weet de verschillen tussen formele en informele taal en kunt hier voorbeelden van geven.