This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 20 min
Items in this lesson
Ik vind lezen nuttig
Slide 1 - Poll
Ik vind lezen leuk:
Slide 2 - Poll
Ik vind lezen makkelijk:
Slide 3 - Poll
Waarom is lezen belangrijk?
Slide 4 - Mind map
Slide 5 - Slide
Waarvoor heb je volgens de tekst een goede leesvaardigheid nodig?
Slide 6 - Open question
Welk argument vind jij het belangrijkste?
voor mijn toekomstige werk
hoger inkomen
actiever op de banenmarkt
makkelijker promotie maken
nu vooral voor school en de examens
Slide 7 - Poll
Op welke manieren kun je volgens de tekst je leesvaardigheid verbeteren?
Slide 8 - Open question
Wat wordt jouw leerdoel of aandachtspunt bij lezen?
Slide 9 - Open question
Lees de tekst:
Altijd onderweg
Slide 10 - Slide
Wat is het tekstdoel?
A
amuseren
B
overtuigen
C
activeren
D
informeren
Slide 11 - Quiz
Wat is de titel van de tekst?
Slide 12 - Open question
Wat is de bron van de tekst?
Slide 13 - Open question
Wat zijn de eerste drie woorden van de eerste zin van de laatste alinea?
Slide 14 - Open question
Welk tekstverband herken je in de inleiding? (alinea 1 en 2)
A
oorzaak-gevolg
B
opsomming
C
tegenstelling
D
reden (argument
Slide 15 - Quiz
Wat is het onderwerp van de tekst?
A
effecten van wereldwijde migratie op de natuur
B
samenwerking tussen WNF en vluchtelingenorganisaties
C
toekomstverwachting van WNF op menselijke migratie in Europa
D
Verklaringen van wereldwijde migratie door de mens
Slide 16 - Quiz
Welk kopje past het best boven alinea 4, 5 en 6 samen?
A
gevolgen migratie voor de lokale bevolking
B
ontvolking platteland door natuurrampen
C
positieve en negatieve gevolgen migratie
D
Trek naar de grote stad in Europa
Slide 17 - Quiz
Welk kopje past het best boven alinea 7, 8 en 9 samen?
A
Geen standaardoplossing voor natuurbescherming
B
Uitgewerkt plan voor ingrijpen WNF in leefwijze nomaden
C
Voorbeelden van teleurstellende projectgebieden in Afrika
D
WNF actief in natuurgebieden Azië en Zuid-Amerika
Slide 18 - Quiz
Met welk woord wordt het ontvolkte platteland in alinea 5 aangeduid?
Slide 19 - Open question
Welk verband is er vooral tussen alinea 5 en 6?
A
samenvattend verband
B
tegenstellend verband
C
vergelijkend verband
D
verklarend verband
Slide 20 - Quiz
De alinea's 7, 8 en 9
A
geven de gevolgen van het gestelde in de alinea's 4, 5 en 6
B
noemen voorbeelden van het gestelde in de alinea's 4, 5 en 6
C
trekken de conclusie uit het gestelde in de alinea's 4, 5 en 6
D
vormen een vergelijking met het gestelde in de alinea's 4, 5 en 6
Slide 21 - Quiz
Wat is de hoofdgedachte van de tekst?
Slide 22 - Open question
'Zoals' is een signaalwoord voor:
A
reden
B
tegenstelling
C
voorwaarde
D
voorbeeld
Slide 23 - Quiz
'Want' is een signaalwoord voor:
A
volgorde van tijd
B
reden
C
voorwaarde
D
opsomming
Slide 24 - Quiz
Ik wil naar school, maar ik ben ziek. 'Maar' is een signaalwoord voor:
A
tegenstelling
B
doel-middel
C
conclusie
D
oorzaak-gevolg
Slide 25 - Quiz
Het is warm buiten, toch heb ik het koud. Wat is het signaalwoord?
A
is
B
heb
C
toch
D
ik
Slide 26 - Quiz
Als hij weer beter wordt, komt hij naar school. Wat is het tekstverband?
A
tegenstelling
B
reden
C
voorwaarde
D
doel-middel
Slide 27 - Quiz
Signaalwoorden:
A
verwijzen naar iets in de tekst
B
Geven aan dat iets van iemand is
C
Geven een eigenschap aan
D
Geven een relatie aan tussen tekstdelen
Slide 28 - Quiz
Welk signaalwoord past bij een opsommend verband?
A
Zoals
B
Ten slotte
C
Tegenover
D
Denk aan
Slide 29 - Quiz
Welk signaalwoord hoort bij een tegenstelling?
A
zodat
B
hoewel
C
als
D
neem nou
Slide 30 - Quiz
Wat is het tekstverband? 'Vroeger hield zij meer van pasta, tegenwoordig meer van pizza.'
A
opsomming
B
tegenstelling
C
tijdsvolgorde
D
conclusie
Slide 31 - Quiz
Welke 2 signaalwoorden horen bij een opsommend verband?
A
dus, echter
B
en, daarnaast
C
als, voordat
D
verder, samengevat
Slide 32 - Quiz
Welk tekstverband? De zomers in West-Europa worden jaar na jaar heter, en de winters telkens weer natter. Dat betekent dat klimaatverandering nu echt niet meer te ontkennen is.
A
voorwaarde
B
tegenstelling
C
reden
D
oorzaak-gevolg
Slide 33 - Quiz
Welk tekstverband? Met behulp van het groene theoriekader op bladzijde 52, lukt het je zeker om een dikke voldoende te halen voor het schoolexamen begrijpend lezen!
A
doel-middel
B
conclusie
C
voorbeeld
D
vergelijking
Slide 34 - Quiz
Welk tekstverband? Als je nu al regelmatig de stof herhaalt die je moet kennen voor je examen, dan lukt het zeker om zonder veel stress dit schooljaar door te komen!
A
oorzaak-gevolg
B
voorwaarde
C
opsomming
D
tegenstelling
Slide 35 - Quiz
Welk tekstverband? De leerlingen van 4F hebben nog meer zin in dit blokuur Nederlands dan meneer Van Nuil.