Spelling 4.8

Spelling 4.8
Je leert:

wanneer je een apostrof, trema en accentteken gebruikt
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Spelling 4.8
Je leert:

wanneer je een apostrof, trema en accentteken gebruikt

Slide 1 - Slide

TREMA 

Slide 2 - Slide

Welk woord is juist geschreven?
A
Fantasieën
B
Fantasiën

Slide 3 - Quiz

Welk woord is juist geschreven?
A
Poriën
B
Porieën

Slide 4 - Quiz

Welk woord is juist geschreven?
A
Reunië
B
Reünie

Slide 5 - Quiz

Apostrof 

Slide 6 - Slide

Welk woord is juist geschreven?
A
auto's
B
autos

Slide 7 - Quiz

Welk woord is juist geschreven?
A
Belle's rugzak
B
Belles rugzak

Slide 8 - Quiz

Welk woord is juist geschreven?
A
Bellas rugzak
B
Bella's rugzak

Slide 9 - Quiz

accent

Slide 10 - Slide

Welk woord is juist geschreven?
A
cafè
B
café

Slide 11 - Quiz

Welk woord is juist geschreven?
A
scène
B
scéne

Slide 12 - Quiz

Welk woord is juist geschreven?
A
paté
B
patè

Slide 13 - Quiz

Je maakt:
opdracht 1 t/m 10 van 4.8 

timer
15:00

Slide 14 - Slide