les 2 - 12 september 2024

• Frans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

les 2 - 12 september 2024

Aujourd'hui c'est jeudi 12 septembre

Présence

tout le monde est présent?

tu réponds

présent

présente

 belangrijk

1 Op tijd

2 Spullen bij je (boek - schrift - laptop)

3 Telefoon weg (thuis of in je kluis)

4 Huiswerk doen & leren

5 Luisteren

6 Meedoen

au programme

• correction des devoirs
• introduction
• écouter
• les devoirs 

le prof

le bureau

la porte

le livre

le portable

l'ordinateur

le mur

le poster

l'élève

le sac à dos

le stylo

je ne comprends pas/ je ne sais pas

Je peux ranger ma tablette?/ j'ai oublié mon livre.

Je peux aller aux toilettes?

C'est à quelle page?

Je peux ouvrir la fenêtre?

Excusez-moi, je suis en retard.

Wat betekent être ?

1. Hebben
2. Zijn
3. Willen
4. Kunnen

Wat betekent avoir?

1. Hebben
2. Zijn
3. Willen
4. Kunnen

Elle .. intelligente

1. Sont
2. Sommes
3. Est
4. Êtes

être

=

  zijn

Sleep de juiste vorm van être naar het bijbehorende persoonlijk voornaamwoord

il/elle/on

nous

vous

ils/elles

tu

je/j'

sommes

sont

suis

êtes

es

est

Vous ... français?

Wat betekent je ?

1. ik
2. jullie
3. wij
4. ons

Hoe zeg je " jij " in het Frans?

1. Je
2. Tu
3. Il
4. Elle

Wat is het Franse woord voor hij ?

1. elle
2. tu
3. il
4. ils

Wat betekent " ils " ?

1. zij
2. wij
3. jullie
4. hij

Bij deze foto hoort:

1. il
2. elle
3. ils
4. elles

" Tu es " betekent:

1. Jij bent
2. Jij praat
3. Jij gaat
4. Ik ben

Het is

1. ce sont
2. ce êtes
3. ce sommes
4. c'est

Patrick en Thomas zijn

1. Patrick et Tomas est
2. Patrick et Tomas êtes
3. Patrick et Tomas sont
4. Patrick et Tomas suis

Patrick is

1. Patrick est
2. Patrick es
3. Patrick sont
4. Patrick sommes

avoir

=

hebben

Avoir: il,elle,on

Avoir: nous

Avoir: vous

Avoir: ils,elles

Avoir: tu

Avoir: j'

avons

ont

ai

avez

as

a

Vous .....

1. ai
2. avez
3. avons
4. as

Jaques et Françoise ....

1. ai
2. a
3. avons
4. ont

Hoe vertaal je "zij hebben" in het Frans ?

1. ils ont
2. elle a
3. vous avez
4. tu as

Hoe vertaal je "men heeft" in het Frans ?

1. ils ont
2. nous avons
3. j'ai
4. on a

Wat betekent "nous avons"?

1. ik heb
2. u heeft
3. wij hebben
4. zij hebben

Ferme l'ordinateur

H1 les 1     un. deux, splash!          

Objectifs H1 

aan het einde van H1, 

je kan vertellen over je vakantie, wat je gedaan hebt, waar je geweest bent, hoe het weer was

je leert je uitdrukken in de verledentijd

apps.noordhoff.nl

opdracht 1 - introduction

Hoe begroeten ze elkaar?

introduction

fais les exercices 1c - 3

Les buts

Aan het eind van de les...

- Kan ik een gesprek over vakantie begrijpen.

- Ken ik woorden die te maken hebben met vakantie.

- Weet ik hoe ik de woorden leer door de stof te verdelen. 

écouter

• écoute l'histoire
• 5a
• 5b
• 5c

exercice 5a

au travail-
les devoirs

Un, deux, splash!

apprendre: A

réviser: avoir et être

faire: 5d - 7a