H wk 40 les 1 Stijlfouten 3

Welkom!
Klaar voor de start:
   -boek, pen, schrift
   -jas uit, tas op de grond
   -telefoon uit, in de tas
1 / 39
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom!
Klaar voor de start:
   -boek, pen, schrift
   -jas uit, tas op de grond
   -telefoon uit, in de tas

Slide 1 - Slide

Terugblik
Stijlfouten, twee lessn

Slide 2 - Slide

Deze les
Herhaling vorige les
Hun of hen?
Met wie of waarmee?
Verwijzen: dat of wat?
Hij of zij bij verwijzen?

Slide 3 - Slide

Lesdoel

Slide 4 - Slide

Welke fout? Als je oud meubilair kwijt wilt, moet je ze bij het grof vuil zetten.
A
onduidelijk verwijzen
B
foutief verwijzen
C
pleonasme
D
foutieve samentrekking

Slide 5 - Quiz

Welke fout? Op het platteland wordt echt heel veel drugs gebuikt.
A
pleonasme
B
foutieve samentrekking
C
dat/als-constructie
D
congruentie

Slide 6 - Quiz

Wil je deze lijst even afchecken?
A
Tautologie
B
Contaminatie
C
Pleonasme
D
onjuiste herhaling

Slide 7 - Quiz

Natuurlijk controleren we vanzelfsprekend de antwoorden.
A
tautologie
B
pleonasme
C
onjuiste herhaling
D
dubbele ontkenning

Slide 8 - Quiz

Na korte tijd wisten de eerste docenten even later toch binnen te komen.
Welke stijlfout staat in deze zin?
A
Pleonasme
B
Deze zin is correct
C
Tautologie
D
Dubbele ontkenning

Slide 9 - Quiz

We moeten onze eigen cijferlijst uitprinten.
A
contaminatie
B
pleonasme
C
tautologie
D
onjuiste herhaling

Slide 10 - Quiz

Het rijst de spuigaten uit.
A
pleonasme
B
tautologie
C
contaminatie
D
Deze zin is correct.

Slide 11 - Quiz

Deze service is inbegrepen in de prijs
A
pleonasme
B
tautologie
C
contaminatie
D
verkeerd voorzetsel

Slide 12 - Quiz

De gele boterbloemen bloeien weer uitbundig
A
contaminatie
B
pleonasme
C
Tautologie
D
dubbele ontkenning

Slide 13 - Quiz

Na korte tijd wisten de eerste docenten even later toch binnen te komen.
A
Pleonasme
B
Onjuiste herhaling
C
Tautologie
D
Dubbele ontkenning

Slide 14 - Quiz

hun of hen?
Hen
  • Bij een lijdend voorwerp (Ik heb hen gezien.)
  • Na een voorzetsel (Ik geef aan hen dat boek.)
Hun
  • Bij een meew. voorwerp zonder voorzetsel (Ik geef hun ...)
  • Bij een meervoudig bezittelijk voornaamwoord (hun spullen)
  • Hun is nooit een onderwerp!

Slide 15 - Slide

met wie of waarmee
Met wie slaat terug op personen:
                         'De jongen met wie ik vorige week heb staan zoenen is                                                  plotseling geëmigreerd, dit weekend.'

Waarmee slaat terug op dingen en dieren:
                         'De pony waarmee zij de wedstrijd won, is voor het laatst                                            gesignaleerd bij de paardenslager.'

Slide 16 - Slide

verwijzen: dat of wat
Dat of wat?
dat: als je verwijst naar een het-woord: 'Het huis dat daar staat ...'

wat: als je verwijst naar...
... een overtreffende trap
(mooiste/beste/grootste)
                          'Het mooiste meisje wat ik ooit heb gezien, is mijn eigen vrouw.'
... een onbepaald voornaamwoord
(enige, iets, niets, alles)
                           'Alles wat jij zegt, vind ik onzin, zei mijn vrouw.'
... een hele zin (Hij ging weg, wat ik wel jammer vind.)
                           'Mijn vrouw is vorige week geëmigreerd, wat ik wel een                                                                                          verrassende zet vind, temeer daar we nog maar twee weken getrouwd zijn.

Slide 17 - Slide

Je kunt in deze laatste periode beter voorkomen dat je geen onvoldoendes meer haalt, anders krijg je je cijfer onmogelijk nog opgehaald.
A
Onjuiste herhaling
B
Slordig verwijzen
C
Pleonasme
D
Dubbele ontkenning

Slide 18 - Quiz

Connie dacht dat er niks mis kon gaan, omdat ze haar leerwerk van tevoren goed had gepland. Tijdens de toets wist ze echter bijna niets meer.
A
Contaminatie
B
Tautologie
C
Pleonasme
D
Onjuist verwijzen

Slide 19 - Quiz

Hij vroeg ... om advies.
A
hun
B
hen
C
ze
D
zij

Slide 20 - Quiz

Het allerleukste ... ik ooit heb meegemaakt is de ontmoeting met de koning van Spanje.
A
dat
B
wat

Slide 21 - Quiz

Ik keek gefascineerd naar de koeien in de wei.
... stonden daar rustig te grazen.
A
Zij
B
Ze
C
Hun
D
Hen

Slide 22 - Quiz

Het personage ... ik het leukste vind in de roman van Harry Mulisch is Anton.
A
wat
B
dat
C
die

Slide 23 - Quiz

Is deze quiz al reeds voorbij? Ik denk dat ik het wel heb begrepen.
A
Ja
B
Contaminatie
C
Tautologie
D
Dubbele ontkenning

Slide 24 - Quiz

Morgen worden die dozen opgehaald en moet ik ze vandaag dus inpakken.
A
Foutieve samentrekking
B
Onjuiste beknopte bijzin
C
Foutieve inversie
D
Incongruentie

Slide 25 - Quiz

De beste manier om je woordenschat te vergroten is veel lezen en een woordenlijst te maken. Het komt dus goed uit dat ik graag lees.
A
Pleonasme
B
Foutieve samentrekking
C
Onjuiste inversie
D
Geen symmetrie

Slide 26 - Quiz

Welke fout? De oorzaak van de breuk tussen Karel en Henk is te wijten aan een gebrek aan motivatie om de problemen onderling op te lossen.

Slide 27 - Open question

Welke fout? 'De docent nam afscheid en werd een prachtig cadeau aangeboden. Namens de gehele afdeling werd het overhandigd.'

Slide 28 - Open question

Lopend naar de overkant van de straat, reed de auto hem bijna aan. Hij lette niet goed op toen hij op zijn telefoon aan het kijken was.

Slide 29 - Open question

Vorige week was hij ziek en zijn we daarom nog niet klaar met de opdracht. Ik denk dat we dit even moeten melden bij de docent.

Slide 30 - Open question

Ik heb hen gisteren gevraagd om deze keer wat vroeger te komen. Er moet nog veel gedaan worden aan ons profielwerkstuk.

Slide 31 - Open question

Je wordt niet verkouden van tocht, maar van een virus. Niettemin is het toch verstandig uit de tocht te blijven, omdat je een lagere weerstand kan krijgen, waardoor je wel sneller een virus oploopt.

Slide 32 - Open question

De wetenschap is belangrijk, omdat hij leidt tot nieuwe ontdekkingen. Omdat er in degelijk onderzoek steeds geverifieerd én gefalsifieerd wordt, is de betrouwbaarheid van resultaten groot.

Slide 33 - Open question

Woordgeslacht 1
Het Nederlands kent ook mannelijke, vrouwelijke en onzijdige woorden. 
Het onderscheid is vaak niet van belang: mannelijk en vrouwelijk: de-woorden
Onzijdig: het-woorden.

Slide 34 - Slide

Woordgeslacht 2
Let echter op bij verwijzingen:  'De politie en haar bevoegdheden'  want politie = vrouwelijk

-Concrete zaken: vaak mannelijk
-Vrouwelijk: zelfs. naamw. die eindigen op -heid, -nis, -ing, -nis, -schap, -de, -te, -ij, -ie, -theek, -teit, -tuur, -ture, + woorden die een collectief aanduiden
-Landen en steden: onzijdig. 


Slide 35 - Slide

Drie voorwaarden
1.  Gelijke betekenis

2. Gelijke vorm (ev of mv // de of het)

3.  Gelijke grammaticale functie

Slide 36 - Slide

Slide 37 - Video

Welke foutieve samentrekking?
''Ik zet koffie en het op tafel.''
A
Verschil in grammaticale functie
B
Verschil in vorm
C
Verschil in betekenis

Slide 38 - Quiz

Welke foutieve samentrekking?
''Zijn broek kostte tachtig euro, maar vind ik niet mooi.''
A
Verschil in grammaticale functie
B
Verschil in getal
C
Verschil in betekenis

Slide 39 - Quiz