11.5 Bloedstolling, weefselvloeistof en lymfe 5H 2021

H11: Transport
1 / 28
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 28 slides, with text slides.

Items in this lesson

H11: Transport

Slide 1 - Slide

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
Paragraaf 11.4 Bloedplasma en bloedcellen

Slide 2 - Slide

Doel en begrippen 11.5
Je leert hoe de bloedstolling werkt
Je leert hoe weefselvloeistof en lymfe ontstaan

bloedstolling, bloedplaatjes, bloedprop, stollingsfactoren, trombine, protrombine, fibrinogeen, fibrinedraden, bloedstolsels, weefselvloeistof, filtratie, resorptie, colloïd osmotische waarde, zweet, lymfevaten, kleppen, lymfeknopen

Slide 3 - Slide

Bloedstolling (BINAS 84O)
  • Bloedplaatjes
  • Fibrinogeen (plasma-eiwit)
  • Vitamine K (gemaakt in je darmen door bacteriën/ uit je eten)
  • Stollingsfactoren (in bloedplasma, uit bloedplaatjes, uit beschadigde cellen)
  • Calcium


Slide 4 - Slide

Bloedstolling stap 1
Bij beschadigingen in de bloedvatwand gaan de bloedplaatjes hier aan plakken. Normaal plakken de plaatjes niet, alleen als de binnenbekleding van een bloedvat beschadigd raakt.




Slide 5 - Slide

Bloedstolling stap 2
Plakkende bloedplaatjes vormen een bloedprop (niet stevig).

Plakkende bloedplaatjes geven stoffen af: stollingsfactoren.
Stollingsfactoren zorgen voor:
  • aantrekken meer bloedplaatjes
  • samentrekken spieren in de bloedvatwand


Slide 6 - Slide

Bloedstolling stap 3
Stollingsfactoren uit de bloedplaatjes + stollingsfactoren uit beschadigde weefselcellen + stoffen uit het bloed (vitamine K, calcium, stollingseiwitten) zorgen er voor dat protrombine wordt omgezet in trombine.
Trombine zorgt voor het omzetten van fibrinogeen in fibrinedraden.


Slide 7 - Slide

Bloedstolling stap 3
Een net van fibrinedraden
dekt de wond af en hier blijven bloedplaatjes en rode bloedcellen in hangen.
Dit vormt een stevig bloedstolsel.

Als het bloedvat hersteld is dan lost het stolsel weer op.



Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Bloedstolling 
Voor bloedstolling zijn dus veel verschillende dingen nodig.
Dit is handig omdat je dan niet zomaar bloedstolling krijgt.
Maar als er 1 stapje mis gaat/ ontbreekt werkt het niet.

Er bestaat een aantal erfelijke aandoening waarbij een van de stollingsfactoren niet goed werkt/ ontbreekt. Patiënten kunnen makkelijk bloedingen krijgen.



Slide 10 - Slide

Paragraaf 11.5 Weefselvloeistof en lymfe

Slide 11 - Slide

Weefselvloeistof
Bloed stroomt door je bloedvaten en vervoert stoffen naar alle delen van het lichaam. Een deel van het vocht uit bloed komt buiten de bloedvaten terecht. Daar noem je het weefselvloeistof.



Slide 12 - Slide

Weefselvloeistof
Als bloed bij de haarvaten komt wordt een deel van de bloedplasma de haarvaten uitgeperst (door de bloeddruk!). Dit heet filtratie.
Hier zitten voedingsstoffen en zuurstof in opgelost.
Bloedcellen en grote eiwitten blijven achter.



Slide 13 - Slide

Weefselvloeistof
Weefselvloeistof zit om alle cellen van een weefsel heen. Stoffen die cellen nodig hebben kunnen ze uit de weefselvloeistof halen (zuurstof, voedingsstoffen) en stoffen die ze niet nodig hebben stoppen ze in de weefselvloeistof (afvalstoffen, CO2).



Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Weefselvloeistof
De haarvaten nemen ook weer een groot deel van de weefselvloeistof op (resorptie) wanneer ze de organen uit gaan.

Dit komt door de hoge osmotische waarde van het bloed (door de eiwitten die zijn achtergebleven).

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Weefselvloeistof

Slide 18 - Slide

Weefselvloeistof

Slide 19 - Slide

Lymfevaten
De colloïd osmotische druk is niet voldoende om alle vloeistof die uit het haarvat gefilterd is weer terug te halen.

Zonder lymfevaten zou er veel vocht in de organen achterblijven.

Slide 20 - Slide

Lymfevaten
Weefsel bevatten ook lymfevaten die vloeistof kunnen afvoeren.
Die lymfevaten maken deel uit van een lymfevaten stelsel (vergelijkbaar met bloedvatenstelsel).

Vanaf het moment dat de vloeistof in een lymfevat zit heet het lymfe.

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Lymfevaten
Lymfevaten bevatten net als aders kleppen om er voor te zorgen dat de lymfe de goede kant op stroomt.

Slide 23 - Slide

Lymfevatenstelsel
In het lymfevatenstelsel komt alle lymfe uiteindelijk terecht in de borstbuis en de rechterlymfestam.
Van daaruit stroomt de lymfe via de sleutelbeenaderen weer het bloed in richting van de bovenste holle ader.

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Lymfeknopen/ lymfeklieren
Verspreid over het lichaam liggen in het lymfevatenstelsel ook lymfeknopen.
In de lymfeknopen wordt de lymfe gezuiverd van o.a. ziekteverwekkers.

Slide 26 - Slide

Doel en begrippen 11.5
Je leert hoe de bloedstolling werkt
Je leert hoe weefselvloeistof en lymfe ontstaan

bloedstolling, bloedplaatjes, bloedprop, stollingsfactoren, trombine, protrombine, fibrinogeen, fibrinedraden, bloedstolsels, weefselvloeistof, filtratie, resorptie, colloïd osmotische waarde, zweet, lymfevaten, kleppen, lymfeknopen

Slide 27 - Slide

HUISWERK
11.4 maak opdrachten 9, 10
11.5 maak opdrachten 4, 5, 9

Slide 28 - Slide