What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
H2 U4 SB 4.1 - Tag Questions
Tag Questions
H2 - All Right - Unit 4 - Study Box 4.1
1 / 45
next
Slide 1:
Slide
Engels
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
This lesson contains
45 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
30 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Tag Questions
H2 - All Right - Unit 4 - Study Box 4.1
Slide 1 - Slide
Leerdoelen
1. Ik weet wat tag questions zijn.
2. Ik kan tag questions op de juiste manier gebruiken in het Engels.
Slide 2 - Slide
Kijk naar de volgende voorbeelden:
English is easy,
isn’t it
?
My father knows a lot,
doesn’t he
?
Jack and Macy love food,
don’t they
?
Janie isn’t very friendly,
is she
?
Your mum doesn’t like ice-cream,
does she
?
We don’t have to do this,
do we
?
Slide 3 - Slide
Wat betekenen de dikgedrukte woorden?
English is easy,
isn’t it
?
My father knows a lot,
doesn’t he
?
Jack and Macy love food,
don’t they
?
Janie isn’t very friendly,
is she
?
Your mum doesn’t like ice-cream,
does she
?
We don’t have to do this,
do we
?
Slide 4 - Slide
Wat betekenden de dikgedrukte woorden?
Slide 5 - Open question
Sounds easy, doesn't it?
Het klinkt misschien vrij simpel en logisch en misschien doe je dit allemaal al helemaal automatisch.
Laten we zien wat jullie hier van al kunnen of weten?
Slide 6 - Slide
Kies de juiste tag:
Your father works at a bank, ...?
A
don't he
B
doesn't he
C
don't your father
D
doesn't your father
Slide 7 - Quiz
Kies de juiste tag:
You can sing, ...?
A
can you not
B
can you
C
can't you
D
don't you
Slide 8 - Quiz
Kies de juiste tag:
You wouldn't do that, ?
A
would you not
B
wouldn't you
C
don't you?
D
would you
Slide 9 - Quiz
Kies de juiste tag:
You will remain calm, ?
A
won't you
B
wouldn't you
C
will you not
D
don't you
Slide 10 - Quiz
Kies de juiste tag:
You don't like school,...?
A
don't you
B
do you
C
don't you not
D
do you not
Slide 11 - Quiz
En nu verder...
Had je alles goed of snap je dit stukje grammatica? Ga dan verder met werken uit de werkwijzer.
Slide 12 - Slide
Weet je het niet zeker?
Volg dan de uitleg :)
Slide 13 - Slide
Als eerste:
We moeten als eerste een onderscheid maken tussen
hulpwerkwoorden
en
overige werkwoorden
.
Bij overige werkwoorden moeten we kijken of deze in de
tegenwoordige tijd
of
verleden tijd
staan.
Slide 14 - Slide
Wat is het werkwoord plays in deze zin:
He plays the guitar,...?
A
hulpwerkwoord
B
normaal werkwoord - tegenwoordige tijd
C
normaal werkwoord - verleden tijd
Slide 15 - Quiz
Wat is het werkwoord is in deze zin:
He is playing the guitar,...?
A
hulpwerkwoord
B
normaal werkwoord - tegenwoordige tijd
C
normaal werkwoord - verleden tijd
Slide 16 - Quiz
Wat is het werkwoord worked in deze zin:
She worked at a bank, ...?
A
hulpwerkwoord
B
normaal werkwoord - tegenwoordige tijd
C
normaal werkwoord - verleden tijd
Slide 17 - Quiz
Wat is het werkwoord don't in deze zin:
They don't like school, ...?
A
hulpwerkwoord
B
normaal werkwoord - tegenwoordige tijd
C
normaal werkwoord - verleden tijd
Slide 18 - Quiz
Wat is het werkwoord was in deze zin:
She was very tired yesterday, ...?
A
hulpwerkwoord
B
normaal werkwoord - tegenwoordige tijd
C
normaal werkwoord - verleden tijd
Slide 19 - Quiz
Wat is het werkwoord worked in deze zin:
Mum worked in the garden, ...?
A
hulpwerkwoord
B
normaal werkwoord - tegenwoordige tijd
C
normaal werkwoord - verleden tijd
Slide 20 - Quiz
Hulpwerkwoorden
Bij hulpwerkwoorden herhalen we het hulpwerkwoord in de tag.
He can jump far, can't he?
She is very nice, isn’t she?
They wouldn’t do that, would they?
Mary will not be there, will she?
Slide 21 - Slide
Hulpwerkwoorden
De hulpwerkwoorden die herhaald kunnen worden zijn:
to be (am / are / is / was / were)
can & could
will & would
should
must
have (have / has) alleen als het in de
present perfect
is!
Slide 22 - Slide
Bij alle andere werkwoorden
Gebruiken we het werkwoord do in de tag:
He plays the guitar, doesn’t he?
Mary has three sisters, doesn't she? < geen
present perfect
She knows him, doesn’t she?
He waited there, didn’t he?
My friend hated that music, didn’t she?
Slide 23 - Slide
Bij alle andere werkwoorden
Hierbij moeten we goed kijken of het werkwoord in de tegenwoordige tijd of verleden staat.
Slide 24 - Slide
Kies de juiste vorm:
My friend is crazy, ...?
A
isn't he
B
doesn't he
C
wasn't he
D
didn't he
Slide 25 - Quiz
Kies de juiste vorm:
Jack and Jane play the guitar,...?
A
aren't they
B
don't they
C
weren't they
D
didn't they
Slide 26 - Quiz
Kies de juiste vorm:
Freddy wasn't here, ...?
A
is he
B
does he
C
was he
D
did he
Slide 27 - Quiz
Kies de juiste vorm:
Jerry likes that new band, ...?
A
isn't he
B
doesn't he
C
wasn't he
D
didn't he
Slide 28 - Quiz
Kies de juiste vorm:
Mick wanted a new car, ...?
A
isn't he
B
doesn't he
C
wasn't he
D
didn't he
Slide 29 - Quiz
Let goed op!
Is de zin bevestigend, dan is de tag ontkennend:
Your father works at a bank, doesn't he?
She did very good on his test, didn't she?
Is de zin ontkennend, dan is de tag bevestigend:
Your brother doesn't like school, does he?
She wasn't at school this morning, was she?
Slide 30 - Slide
Let goed op!
Je mag alleen de volgende '
personen
' in de tag gebruiken:
I
You
He / She / It
We
They
Slide 31 - Slide
Maak de juiste tag:
Mr Visscher plays the guitar, ...?
Slide 32 - Open question
Maak de juiste tag:
Mum is working in the garden, ...?
Slide 33 - Open question
Maak de juiste tag:
He made a mistake, ...?
Slide 34 - Open question
Maak de juiste tag:
Susan wasn't singing, ...?
Slide 35 - Open question
Maak de juiste tag:
Johnny has a good job, ...?
Slide 36 - Open question
Slide 37 - Slide
En nu verder...
Had je alles goed of snap je dit stukje grammatica? Ga dan verder met werken uit de werkwijzer.
Blijf anders 'hangen' voor een stappenplan
Slide 38 - Slide
Stappenplan
Martin can run very fast, …?
He also plays the piano, …?
Hoe zorg je dat je tot het
juiste
antwoord komt?
Slide 39 - Slide
Stap 1
1. Martin
can
run very fast, …?
2. He also
plays
the piano, …?
Kijk naar het
werkwoord.
Is dit een
hulpwerkwoord
? Dan kunnen we hem herhalen.
Is dit een
normaal werkwoord
? Dan gebruiken we een vorm van
do
.
Slide 40 - Slide
Stap 1
1. Martin
can
run very fast, …?
2. He also
plays
the piano, …?
Zin 1 = een hulpwerkwoord, die kunnen we herhalen
Zin 2 niet, hier moeten we dus kijken of het TT of VT is
In dit geval is het TT, dus gebruiken we
do/does
Slide 41 - Slide
Stap 2
1. Martin
can
run very fast,
can
...
?
2. He also
plays
the piano,
does
…?
Stap 2 is om te kijken of de zin
bevestigend
of
ontkennend
is.
Beide zinnen zijn bevestigend, dus de tag moet ontkennend worden.
Slide 42 - Slide
Stap 3
1.
Martin
can run very fast, can't...
?
2.
He
also plays the piano, doesn't…?
Stap 3 is het onderwerp op de juiste manier herhalen.
In zin 1 hebben we Martin, dat is te vervangen voor
he
In zin 2 staat
he
, dus die mogen we herhalen
Slide 43 - Slide
TADAAAAA
1. Martin can run very fast,
can't
he
?
2. He also plays the piano,
doesn't he
?
Stap 3 is het onderwerp op de juiste manier herhalen.
In zin 1 hebben we Martin, dat is te vervangen voor
he
In zin 2 staat
he
, dus die mogen we herhalen
Slide 44 - Slide
En nu verder...
Ga verder met de opdrachten uit de werkwijzer.
Slide 45 - Slide
More lessons like this
Present Simple Q & N
June 2022
- Lesson with
38 slides
Engels
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
Lesson 5 writing and grammar : tags
August 2022
- Lesson with
32 slides
Engels
Middelbare school
vmbo g
Leerjaar 1,2
Lesson 5 writing and grammar : tags
November 2022
- Lesson with
24 slides
Engels
Middelbare school
vmbo g
Leerjaar 1,2
Tag Questions (klas 1)
January 2022
- Lesson with
15 slides
Engels
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
Lesson 5 writing and grammar : tags
May 2022
- Lesson with
22 slides
Engels
Middelbare school
vmbo g
Leerjaar 1,2
Question tags
September 2022
- Lesson with
19 slides
Engels
Middelbare school
vmbo b, k, g
Leerjaar 3
Lesson 5 writing and grammar : tags
January 2021
- Lesson with
32 slides
Engels
Middelbare school
vmbo g
Leerjaar 1,2
tag questions
February 2022
- Lesson with
13 slides
Engels
MBO
Studiejaar 3