Week 3 Periode 4

• Engels
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 2

Week 3

Periode 4

Planning les 1

1) boek lezen / woordjes leren

2) Overhoren Adjectives & Adverbs

3) uitleg present perfect + oefenen

4) maken opdr 2, 3, 5-10 (p.195-198 / §5.5)

Read your book or write your words

In silence!

Exercise

Put the adjective or adverb in the correct form.

Only type the adjective/adverb, NOT the whole sentence.

This idea sounds (good).

He speaks English (perfect).

He worked very (good) today.

The fair is held (annual).

It was a (reasonable) price.

Hoe ziet de Present Perfect er uit?

• Have + voltooid deelwoord
• I, you, we, they
• Has + voltooid deelwoord
• he, she, it
• Regelmatig: hele werkwoord + ed
• Onregelmatig: 3e vorm

Vragen en ontkenningen

• Vragen: Zet have of has vooraan de zin:
• Have you bought that dog yet?
• Ontkenningen: zet not achter have of has
• He has not won the lottery.

• Je gebruikt dus altijd hetzelfde hulpwerkwoord en voltooid deelwoord!

Wanneer Present Perfect?

De Present Perfect gebruik je in de volgende situaties:

1. Als iets in het verleden begonnen is en nu nogsteeds doorgaat: I have lived here for ten years.
2. Als iets net is afgelopen (en je merkt nu het resultaat): I have just lost my keys!
3. Als iets in het verleden is gebeurd maar er staat niet wanneer: My parents have bought a dog.
4. Om te praten over ervaringen tot nu toe: I have never been to France.

Signaalwoorden: for, yet, never, ever, just, already, since, latel, recently

Ezelsbrug = FYNE JAS

ezelsbrug = fyne jas

welk signaalwoord zit niet in fyne jas = lately {maar hoort er wel bij}

F staat voor = for

Y staat voor = yet

N staat voor = never

E staat voor = ever

J staat voor = just

A staat voor = already

S staat voor = since

Which is correct?

1. He has won the lottery.
2. He have won the lottery.
3. He has win the lottery.
4. He have win the lottery.

Which is correct?

1. They have walked here.
2. They have walk here.
3. They has walk here.
4. They has walked here.

Which is correct?

1. Has bought he a dog?
2. Has he a dog bought?
3. Has he bought a dog?
4. He has bought a dog?

Which is correct?

1. Won we the lottery?
2. Have won we the lottery?
3. Have the lottery we won?
4. Have we won the lottery?

Klassikaal / Zelfstandig

maken opdr 2, 3, 5-10 (p.195-198 / §5.5)

Homework

Huiswerk volgende les:

1) maken 

2) leren 

Planning les 2

1) boek lezen / woordjes leren

2) extra leesopdracht

3) (af)maken opdr 2, 3, 5-10

4) overhoren present perfect

Read your book or write your words

In silence!

Klassikaal / Zelfstandig

1) extra leesopdracht

2) (af)maken opdr 2, 3, 5-10

Homework

Huiswerk volgende les:

1) maken opdr 2, 3, 5 tm 10 (p.195-198 / §5.5)

2) leren woorden & expressions 5.3 tm 5.5