Les 1: SKL opdrachten 1 tm 6 (SLR)

Kijken en Luisteren blok 1





bron: thiemeMeulenhoff 2017 Op Niveau 2e editie bk2
1 / 46
next
Slide 1: Slide
Middelbare school

This lesson contains 46 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Kijken en Luisteren blok 1





bron: thiemeMeulenhoff 2017 Op Niveau 2e editie bk2

Slide 1 - Slide

Lesdoelen:
Na deze les:
- Kun je lichaamstaal herkennen van een spreker. 
- Kun je zelf de goede lichaamstaal gebruiken tijdens een presentatie. 

Slide 2 - Slide

SPREEKDOEL
- informeren
- amuseren 
- uitleg geven
- overhalen
- overtuigen

(dat zijn dezelfde doelen als we geleerd hebben bij 'lezen') 

Slide 3 - Slide

PUBLIEK
De mensen aan wie de spreker iets vertelt of voor wie een tv-programma bedoeld is. 

voorbeeld: kleuters - jongeren - volwassenen

Slide 4 - Slide

TAAL
Een goede spreker zorgt ervoor dat hij zijn taal gebruikt op een manier die past bij het spreekdoel en het publiek. 
Taal kan formeel of informeel zijn. 
formeel: 'u' zeggen, netjes en beleefd zijn. 
Informeel: 'jij' zeggen, vlotte taal, grapjes. 

Slide 5 - Slide

STEM
Een goede spreker zorgt ervoor dat hij zijn stem gebruikt op een manier die past bij het publiek. Hij let op het volgende:
Toonhoogte: hoge of lage stem. 
Volume: hard of zacht. 
Tempo: snel of langzaam
Intonatie: vrolijke of serieuze toon. 

Slide 6 - Slide

Fragment 1
We gaan kijken naar een fragment. 
Daarna gaan we de vragen beantwoorden in Lesson Up. 

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Link

Wat is het spreekdoel van fragment 1?
A
uitleg geven
B
amuseren
C
informeren
D
overhalen

Slide 9 - Quiz

Wat is het publiek?

Slide 10 - Mind map

Is de taal van Hans Klok formeel of informeel?
A
formeel want hij zegt 'je' en 'jij'
B
informeel want hij zegt 'je' en 'jij'
C
formeel want hij praat heel netjes
D
informeel want hij praat heel netjes.

Slide 11 - Quiz

Past het fragment bij het publiek van het fragment
A
ja want zijn taalgebruik past bij kinderen van ongeveer 12 tot 18 jaar
B
nee hij kan beter wat netter praten.

Slide 12 - Quiz

Hoe gebruikt Hans Klok zijn stem?
De toonhoogte is:
A
normaal
B
hoog
C
laag

Slide 13 - Quiz

Hoe gebruikt Hans Klok zijn stem?
Het volume is:
A
hard
B
zacht
C
eerst hard en dan zacht
D
eerst zacht en dan hard

Slide 14 - Quiz

Hoe gebruikt Hans Klok zijn stem?
het tempo is ...
A
rustig
B
snel
C
veel te snel

Slide 15 - Quiz

Hoe gebruikt Hans Klok zijn stem?
de intonatie is:
A
serieus / enthousiast
B
serieus / streng
C
enthousiast / streng
D
enthousiast en vrolijk

Slide 16 - Quiz

Fragment 2
We kijken naar fragment 2. 
Daarna beantwoorden we de vragen in de slides hierna. 

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Link

Wat is het onderwerp van dit fragment?
A
de regenwouden in Chili
B
de vogelspin
C
prooien van de spin
D
hoe de spin de prooi doodt.

Slide 19 - Quiz

Wat is het spreekdoel van dit fragment?
A
overhalen
B
informeren
C
uitleg geven
D
amuseren

Slide 20 - Quiz

Wie is het publiek van dit fragment?
A
kleuters
B
jongeren tussen de 13 en 18 jaar
C
volwassenen
D
baby's

Slide 21 - Quiz

Is het taalgebruik van Freek formeel of informeel? Leg ook uit waarom!

Slide 22 - Mind map

Hoe is e toonhoogte van Freek Vonk?
A
laag
B
hoog
C
normaal

Slide 23 - Quiz

Hoe is het volume van Freek vonk
A
hij praat hard
B
hij praat normaal tot zacht
C
hij praat normaal tot hard
D
hij praat zacht

Slide 24 - Quiz

Hoe is het tempo van Freek Vonk?
A
Hij praat snel, het tempo is hoog
B
hij praat gewoon, het tempo is normaal
C
hij praat langzaam, het tempo is laag

Slide 25 - Quiz

Hoe is de intonatie van Freek Vonk
A
serieus
B
enthousiast en vrolijk

Slide 26 - Quiz

Fragment 3
Kijk naar fragment 3. 
Beantwoord daarna de vragen in de volgende slides. 

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Link

Wat is het onderwerp van dit fragment?
A
expeditie van National Geographic
B
stem op mij en win een reis!
C
koraalriffen in Indonesie
D
Freek Vonk

Slide 29 - Quiz

Wat is het spreekdoel?
A
informeren
B
overhalen
C
uitleggen
D
amuseren

Slide 30 - Quiz

Vertel iets over het stemgebruik van Freek Vonk.

Slide 31 - Mind map

Fragment 4.
Lees eerst de vragen van blz 50, opdracht 5 in je boek!
Kijk daarna fragment 4. 
Beantwoord na het kijken pas de vragen in de volgende slides. 

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Link

Uit welk land komt de spin?

Slide 34 - Open question

Waar leeft de spin?
A
regenwoud
B
savanne

Slide 35 - Quiz

Waar jaagt de spin op?
A
krekeltjes
B
andere spinnen
C
hagedisjes
D
A, B en C

Slide 36 - Quiz

Wat betekent 'de prooi' ?

Slide 37 - Open question

Waarmee doodt de spin zijn prooi?
A
hij krabt de prooi met gifitige nagels
B
hij bijt de prooi en spuit gif in.
C
hij spuit gif in de prooi met een soort angel

Slide 38 - Quiz

Wat is een 'expeditie'?

Slide 39 - Open question

wat betekent 'in de race voor'?
A
Ik doe mee met...
B
Ik maak kans op...
C
Ik heb een auto die heel snel is.

Slide 40 - Quiz

Opdracht:
Lees het gele blok over 'lichaamstaal' op blz 50 van je boek zelfstandig. 

Je krijgt hiervoor 5 minuten de tijd. 

Slide 41 - Slide

opdracht:
Bekijk nogmaals fragment 1 en 2 hieronder. 
Beantwoord de vragen van opdracht 6 in je boek, blz 51. 
Noteer de antwoorden in je schrift. 

Slide 42 - Slide

Slide 43 - Link

Slide 44 - Link

Vertel wat je het leukste vond aan deze les.

Slide 45 - Open question

Benoem een verbeterpunt aan deze les.

Slide 46 - Open question