B3 G&S H5 opdr. 6

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 3

Ik (bereiden tt)

jij (snijden tt)

Zij (reizen tt)

hij (rijden tt)

Ik (testen vt)

1. teste
2. testen
3. testte
4. testten

jij (beslissen vt)

1. besliste
2. beslisten
3. beslistte
4. beslistten

Het vliegtuig (landen vt)

1. lande
2. landen
3. landde
4. landden

hij (verbannen vt)

1. verbande
2. verbanden
3. verbandde
4. verbandden

Wij (verhuizen vt)

1. verhuiste
2. verhuisde
3. verhuizten
4. verhuizden

jullie (flossen vt)

1. floste
2. flosten
3. flostte
4. flostten

jullie (flossen vt)

1. floste
2. flosten
3. flostte
4. flostten

opdracht 6, blz. 151

6 Jij (beroven vt) beroofde , ik (sloffen vt) slofte .

7 Wat is hier eigenlijk (gebeuren vd) gebeurd ?

8 Iemand heeft de boel (oplichten vd) opgelicht .

9 Van alle woorden die hier zijn (vermelden vd) vermeld, 

   raak ik wel een beetje (verknippen vd) verknipt .

Lezen, blz. 130

opdracht 1 - 3

Als je klaar bent:

Woorden leren blz. 141

Overzicht: Activerende teksten

De schrijver van een activerende tekst 

wil de lezer overtuigen.

Overzicht: Activerende teksten

De schrijver geeft niet alleen

zijn mening, maar wil dat de lezer iets gaat doen, of juist niet meer doet. 

Overzicht: Activerende teksten

Hiervoor geeft de schrijver argumenten en een duidelijke oproep.

Die oproep vind je vaak in de titel of in de afsluitende zin.