03122024 enkel/meerv/ondersch/nevensch arg.

Nederlands - H3a

1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 19 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Nederlands - H3a

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Pitch: INLEVEREN: uiterlijk 4 december (w. 49)

Slide 4 - Slide

LESPROGRAMMA
1. Pitch: Lukt het? Nog vragen?  
2. Herhaling theorie enkelvoudige/meervoudige argumentatie en onderschikkende/nevenschikkende argumentatie
3. Oefenen

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Signaalwoorden 
STANDPUNT:
Ik vind …, Volgens mij …, Zij denkt dat …, Hij is van mening dat…
LET OP: Soms begint een standpunt met: “Daarom…”
ARGUMENTEN:
immers, namelijk, omdat, want, de reden hiervoor is …, dat blijkt uit …, denk aan ...



Slide 11 - Slide

Let op!
  • Let op: In de opdrachten in het boek staan de standpunten vaak 'verstopt' in een stukje tekst en ze worden vaak als stelling geformuleerd, niet altijd als een duidelijk standpunt in een 'ik vind'-constructie.
  • Let op: het standpunt staat niet altijd vooraan in de tekst!

Slide 12 - Slide

Ga naar p. 75, opdracht 2
Je werk in duo's.
  1. Lees de argumentatie.
  2. Bepaal het standpunt (schrijf eerste woord, puntjes, laatste woord op)
  3. Bepaal de argumenten.
timer
5:00

Slide 13 - Slide

Kies het juiste blokjesschema (A, B, C of D)

Slide 14 - Slide

Slide 16 - Slide

Lees het opinie-stuk "Geef kinderen meer schermtijd"
(uit: NRC - 30 augustus 2024)
Dit opinie-stuk bevat een aantal argumenten die de stelling "Meer schermtijd is goed voor kinderen/jongeren" onderbouwen. 
              Dit zijn dus tegenargumenten tegen de stelling "Veel schermtijd is niet goed voor kinderen/jongeren". 

Slide 17 - Slide

Opdrachten
  • Opdracht 1 (tijdens het lezen): markeer twee argumenten.
  • Opdracht 2 (na het lezen): vat de argumenten samen in je eigen woorden.
  • Opdracht 3 (na het lezen): probeer een weerlegging te bedenken bij tenminste twee argumenten. Met een weerlegging ontkracht je een argument of tegenargument (= je zegt dat het tegenargument niet klopt). Veelgebruikte signaalwoorden  voor weerlegging: echter, maar, toch, in tegendeel ...

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide