Les 3 Literatuur

Lesprogramma
- Lezen Zonder titel (20 min)
- Terugblik: literaire begrip: perspectief (5 min)
- Terugblik: Huiswerk nakijken (5 min)
- Uitleg: literaire begrip: tijd (10 min)
- Zelfstandig werken (25 min)
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 14 slides, with text slides.

Items in this lesson

Lesprogramma
- Lezen Zonder titel (20 min)
- Terugblik: literaire begrip: perspectief (5 min)
- Terugblik: Huiswerk nakijken (5 min)
- Uitleg: literaire begrip: tijd (10 min)
- Zelfstandig werken (25 min)

Slide 1 - Slide

Lesdoelen
- Je leest in Zonder titel
- Je weet wat het literaire begrip:  tijd inhoudt
- Je frist jouw kennis van werkwoordspelling op

Slide 2 - Slide

Lezen H20-25
Logboek
Wie
Wat 
Waar
Wanneer

Slide 3 - Slide

Terugblik
Huiswerk opdrachten bespreken: Werkblad

Voor volgende les: alle theorie van literaire begrippen tot nu toe goed doornemen

Slide 4 - Slide

Tijd in verhalen

Slide 5 - Slide

Tijd in verhalen
Verhalen kunnen zich afspelen in een andere tijd.
Dit kan in de toekomst zijn of in het verleden.

Slide 6 - Slide

Tijd in verhalen
Als je wilt bepalen in welke tijd jouw verhaal speelt, kijk je naar de volgende punten:
  • jaartal (Wordt er een jaartal genoemd?)
  • historische gebeurtenissen of personen
  • door gebruiken, gewoontes, voorwerpen of kleding
  • door de ruimte uit die tijd te beschrijven


Slide 7 - Slide

Tijd in verhalen

- In welke tijd speelt een verhaal zich af? = historische tijd, bv. Middeleeuwen, heden (te herkennen aan taalgebruik, voorwerpen,  ruimte)

- Hoeveel tijd verloopt er in het verhaal? = vertelde tijd (bv. De gele scooter: 2,5 weken)

- Hoeveel tijd heeft een schrijver nodig om zijn verhaal onder woorden te brengen? = verteltijd (hoeveelheid woorden, pagina’s, zinnen, alinea’s of hoofdstukken). 


Slide 8 - Slide

Vertelde tijd = tijdsduur van het verhaal
  • tijdssprong
  • versnelling
  • vertraging

Slide 9 - Slide

tijd in verhalen - tijdsvolgorde

flashback: de schrijver vertelt iets wat eerder gebeurd is. 

flashforward: de schrijver vertelt iets wat in de toekomst gaat gebeuren. 

Slide 10 - Slide

Tijdbalk
Gebeurtenissen in chronologische volgorde

Slide 11 - Slide

Opfrisser werkwoordspelling

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Link

Zelfstandig werken
- Maak eerst de opdracht bij het literaire begrip Tijd
- Maak daarna opdrachten werkwoordspelling van 1.9 blz. 68-69 opdracht 3 en 4

Slide 14 - Slide