Literatuur les 2

Lesdoelen
- Je leest in Zonder titel
- Je frist je kennis van zinsontleding op
- Je weet wat wel/niet goed ging tijdens de toets in TEA2
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 21 slides, with text slides.

Items in this lesson

Lesdoelen
- Je leest in Zonder titel
- Je frist je kennis van zinsontleding op
- Je weet wat wel/niet goed ging tijdens de toets in TEA2

Slide 1 - Slide

Lesprogramma
- Lezen Zonder titel (25 min)
- Uitleg zinsontleding: PV, WG en OW (5 min)
- Zelfstandig werken (15 min)
- Toets bespreken (20 min)


Slide 2 - Slide

Lezen H25 - H32
Personages:
- uiterlijke kenmerken
- karaktereigenschappen
Perspectief
Tijd

Slide 3 - Slide

Verschillende perspectieven

Slide 4 - Slide

Ik-perspectief
  • Ik-persoon vertelt het verhaal
  • Je ziet alles door de ogen van één persoon 


  • Ik-persoon vertelt achteraf over gebeurtenissen


  • Ik-persoon vertelt over de gebeurtenissen die
    plaatsvinden op het moment dat hij vertelt. 
Vertellend ik-perspectief
Belevend ik-perspectief

Slide 5 - Slide

Personaal perspectief
  • Hij-/zij-perspectief
  • Onzichtbare verteller
  • Je ziet de gebeurtenissen door de ogen van 
    één persoon
  • Je weet niet méér dan de hij- of zij-persoon

Slide 6 - Slide

Meervoudig perspectief

  • Afwisseling van verschillende perspectieven


  1. Sven (ik-perspectief)
  2. Parker (ik-perspectief)

Slide 7 - Slide

Auctoriale verteller
  • Neemt niet deel aan de handeling
  • Geeft commentaar op de gebeurtenissen

Slide 8 - Slide

Tijd in verhalen

Slide 9 - Slide

Tijd in verhalen
Verhalen kunnen zich afspelen in een andere tijd.
Dit kan in de toekomst zijn of in het verleden.

Slide 10 - Slide

Tijd in verhalen
Als je wilt bepalen in welke tijd jouw verhaal speelt, kijk je naar de volgende punten:
  • jaartal (Wordt er een jaartal genoemd?)
  • historische gebeurtenissen of personen
  • door gebruiken, gewoontes, voorwerpen of kleding
  • door de ruimte uit die tijd te beschrijven


Slide 11 - Slide

Tijd in verhalen

Je kunt de tijd in verhalen op verschillende manieren beschrijven:

- In welke tijd speelt een verhaal zich af?

- Hoeveel tijd verloopt er in het verhaal?

- Wordt het verhaal in de juiste tijdsvolgorde verteld?

Slide 12 - Slide

Tijd in verhalen

- In welke tijd speelt een verhaal zich af? = historische tijd, bv. Middeleeuwen, heden (te herkennen aan taalgebruik, voorwerpen,  ruimte)

- Hoeveel tijd verloopt er in het verhaal? = vertelde tijd (bv. De gele scooter: 2,5 weken)

- Hoeveel tijd heeft een schrijver nodig om zijn verhaal onder woorden te brengen? = verteltijd (hoeveelheid woorden, pagina’s, zinnen, alinea’s of hoofdstukken). 


Slide 13 - Slide

Vertelde tijd = tijdsduur van het verhaal
  • tijdssprong
  • versnelling
  • vertraging

Slide 14 - Slide

tijd in verhalen - tijdsvolgorde

flashback: de schrijver vertelt iets wat eerder gebeurd is. 

flashforward: de schrijver vertelt iets wat in de toekomst gaat gebeuren. 

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide



Vanmiddag geeft hij een presentatie over social media. 

Slide 18 - Slide

Zijn die scholieren over hun docent aan het roddelen?

Slide 19 - Slide

Mijn zusjes zitten hun huiswerk te maken.

Slide 20 - Slide

Aan de slag
Maak de opdrachten van de planning  Herhaling zinsontleding

Slide 21 - Slide