What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
HAVO 2 13 januari
ik
jij
hij
wij
jullie
zij
het
zij
u
du
wir
sie
Sie
sie
ihr
es
er
ich
1 / 12
next
Slide 1:
Drag question
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
This lesson contains
12 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
ik
jij
hij
wij
jullie
zij
het
zij
u
du
wir
sie
Sie
sie
ihr
es
er
ich
Slide 1 - Drag question
Hoe krijg je de stam?
Hele werkwoord min en is de stam
de
-en
of
-n
weg te laten
Voorbeelden:
wohnen - en = wohn
spielen - en = spiel
kommen - en = komm
machen > mach; spielen > spiel; radeln > radel
Slide 2 - Slide
Het werkwoord komt er dan als volgt uit te zien:
mach
en
spiel
en
ich mach- spiel-
du mach- spiel-
er/sie/es mach- spiel-
wir mach- spiel-
ihr mach- spiel-
sie/Sie mach- spiel-
Slide 3 - Slide
Ezelsbruggetje
Achter de stam van het werkwoord komt de uitgang.
Dit zijn de volgende letters:
(FE)
E - ST - T - EN - T - EN
Slide 4 - Slide
Het werkwoord komt er dan als volgt uit te zien:
(Fe) (Fe)
ich mach
e
spiel
e
du mach
st
spiel
st
er/sie/es mach
t
spiel
t
wir mach
en
spiel
en
ihr mach
t
spiel
t
sie/Sie mach
en
spiel
en
Slide 5 - Slide
Oefen nu zelf en kijk of je het snapt:
vertaal 'hij speelt'
spielen (= spelen)
A
er spielt
B
er spielst
C
du spielst
D
du spielt
Slide 6 - Quiz
Welke twee vervoegingsvormen hebben het hele werkwoord?
A
er/sie/es + wir
B
ich + wir
C
er/sie/es + ihr
D
wir + sie/Sie
Slide 7 - Quiz
Vertaal:
jullie kopen
kaufen (= kopen)
A
ihr kauft
B
sie kauft
C
er kauft
D
du kauft
Slide 8 - Quiz
Nog 1 klein puntje:
Als de stam op een 's'-klank eindigt (bijv. s, ss, ß, z):
dan komt er bij
du
alleen een
't'
achter de stam
(Anders zou je twee keer een 's' hebben staan en dat had je waarschijnlijk automatisch al weggelaten, toch?)
Slide 9 - Slide
Het werkwoord komt er dan als volgt uit te zien:
heiß
en
ich heiß
e
du heiß
t
er/sie/es heiß
t
wir heiß
en
ihr heißt
sie/Sie heiß
en
Slide 10 - Slide
Nog een laatste keer oefenen:
Hoe zeg je 'jij heet Thom'?
heißen (= heten)
A
er heißt Thom
B
du heißst Thom
C
du heißt Thom
D
er heißst Thom
Slide 11 - Quiz
en nu 'jij danst'?
tanzen (= dansen)
A
du tanzest
B
du tanzst
C
du tanzt
Slide 12 - Quiz
More lessons like this
zwakke werkwoorden vervoegen
October 2022
- Lesson with
14 slides
Duits
Middelbare school
mavo
Leerjaar 2
T1
November 2022
- Lesson with
21 slides
Duits
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 1
zwakke regelmatige ww + haben en sein
November 2022
- Lesson with
28 slides
Duits
Middelbare school
mavo, havo, vwo
Leerjaar 1-3
Feesttenten regel
21 days ago
- Lesson with
16 slides
Duits
Middelbare school
mavo, havo
Leerjaar 2
haben und sein + zwakke werkwoorden vervoegen
March 2022
- Lesson with
20 slides
Duits
Middelbare school
mavo
Leerjaar 2
In Aktion les 2
November 2021
- Lesson with
17 slides
Duits
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 4
zwakke regelmatige ww + haben/sein/werden 3H
November 2022
- Lesson with
38 slides
Duits
Middelbare school
mavo, havo, vwo
Leerjaar 1-3
Zugspitze 3 VMBO-BK Schritt 25-28
October 2020
- Lesson with
16 slides
Duits
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 3