What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
T1
Persoonlijk voornaamwoord
1 / 21
next
Slide 1:
Slide
Duits
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 1
This lesson contains
21 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
30 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Persoonlijk voornaamwoord
Slide 1 - Slide
ik
jij
hij
wij
jullie
zij
het
zij
u
du
wir
sie
Sie
sie
ihr
es
er
ich
Slide 2 - Drag question
De persoonlijke vnw in het Duits zijn:
ik = ich
jij = du
hij/zij/het = er/sie/es
wij = wir
jullie = ihr
zij/ u = sie/Sie
Slide 3 - Slide
(Wij) können nicht gehen ohne Schlüssel.
A
Sie
B
Wir
C
Ihr
D
Er
Slide 4 - Quiz
Woher kommst (jij)?
A
er
B
sie
C
du
D
ihr
Slide 5 - Quiz
Maak nu de volgende invuloefening.
Geef de vertaling van het woord dat tussen haakjes staat.
Denk hierbij ook aan de hoofdletters!
Slide 6 - Slide
Wohnt (jullie) auch in München?
Slide 7 - Open question
Haben (u) die Noten, Herr Jansen?
Slide 8 - Open question
Wie spät ist (het)?
Slide 9 - Open question
Het zwakke werkwoord
Slide 10 - Slide
Hoe krijg je de stam?
Hele werkwoord min en is de stam
de
-en
of
-n
weg te laten
Voorbeelden:
wohnen - en = wohn
spielen - en = spiel
kommen - en = komm
machen > mach; spielen > spiel; radeln > radel
Slide 11 - Slide
Ezelsbruggetje
Achter de stam van het werkwoord komt de uitgang.
Dit zijn de volgende letters:
(FE)
E - ST - T - EN - T - EN
Slide 12 - Slide
Het werkwoord komt er dan als volgt uit te zien:
(Fe) (Fe)
ich mach
e
spiel
e
du mach
st
spiel
st
er/sie/es mach
t
spiel
t
wir mach
en
spiel
en
ihr mach
t
spiel
t
sie/Sie mach
en
spiel
en
Slide 13 - Slide
Vertaal:
'hij speelt'
spielen (= spelen)
A
er spielt
B
er spielst
C
du spielst
D
du spielt
Slide 14 - Quiz
Vertaal:
jullie kopen
kaufen (= kopen)
A
ihr kauft
B
sie kauft
C
er kauft
D
du kauft
Slide 15 - Quiz
Du ___ nur einmal. (leben)
Slide 16 - Open question
Nog 1 klein puntje:
Als de stam op een 's'-klank eindigt (bijv. s, ss, ß, z):
dan komt er bij
du
alleen een
't'
achter de stam
Slide 17 - Slide
Het werkwoord komt er dan als volgt uit te zien:
heiß
en
ich heiß
e
du heiß
t
er/sie/es heiß
t
wir heiß
en
ihr heißt
sie/Sie heiß
en
Slide 18 - Slide
Nog een laatste keer oefenen:
Hoe zeg je 'jij heet Thom'?
heißen (= heten)
A
er heißt Thom
B
du heißst Thom
C
du heißt Thom
D
er heißst Thom
Slide 19 - Quiz
en nu 'jij danst'?
tanzen (= dansen)
A
du tanzest
B
du tanzst
C
du tanzt
Slide 20 - Quiz
Ich ___ dich. (grüßen)
Slide 21 - Open question
More lessons like this
HAVO 2 13 januari
January 2021
- Lesson with
12 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
zwakke werkwoorden vervoegen
October 2022
- Lesson with
14 slides
Duits
Middelbare school
mavo
Leerjaar 2
zwakke regelmatige ww + haben en sein
November 2022
- Lesson with
28 slides
Duits
Middelbare school
mavo, havo, vwo
Leerjaar 1-3
In Aktion les 2
November 2021
- Lesson with
17 slides
Duits
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 4
zwakke regelmatige ww + haben/sein/werden 3H
November 2022
- Lesson with
38 slides
Duits
Middelbare school
mavo, havo, vwo
Leerjaar 1-3
haben und sein + zwakke werkwoorden vervoegen
March 2022
- Lesson with
20 slides
Duits
Middelbare school
mavo
Leerjaar 2
P4_Woche_7_Stunde_1
April 2021
- Lesson with
21 slides
Duits
Middelbare school
mavo, havo, vwo
Leerjaar 1
Zugspitze 3 VMBO-BK Schritt 25-28
October 2020
- Lesson with
16 slides
Duits
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 3