Herhaling toetsstof H1 tm H6

De grote spellingquiz: hoofdstuk 1 t/m 6
1 / 28
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

De grote spellingquiz: hoofdstuk 1 t/m 6

Slide 1 - Slide

Je gebruikt hoofdletters bij...

Slide 2 - Open question

Wanneer gebruik je een uitroepteken?
A
bij het extra nadruk geven van een zin
B
bij een vraagzin
C
Als iemand fluistert

Slide 3 - Quiz

Wanneer gebruik je een komma?
A
voor het woordje 'en'
B
tussen twee persoonsvormen
C
D
voor verbindingswoorden

Slide 4 - Quiz

Persoonsvorm tegenwoordige tijd 

Slide 5 - Slide

De terroristen .... (gijzelen) onschuldige mensen.

Slide 6 - Open question

Hij .... (beantwoorden) mijn berichten altijd te laat.
A
beantwoord
B
beantwoordt
C
beantwoort
D
beantwoorden

Slide 7 - Quiz

Dit .......... (gebeuren) nooit meer!
A
gebeurt
B
gebeurdt
C
gebeurd

Slide 8 - Quiz

Persoonsvorm verleden tijd 

Slide 9 - Slide

De moeder ....
(verwennen) de kinderen te veel. (vt)

Slide 10 - Open question

De kinderen ....
(maken) heel lieve knutselwerken voor hun moeder.
A
maakte
B
makte
C
maakten
D
maken

Slide 11 - Quiz

Vorige week ..........
(zijn) ik in de stad.

Slide 12 - Open question

Meervouden (op -en en -s)
Spel telkens het woord als meervoud

Slide 13 - Slide

slagboom

Slide 14 - Open question

vaardigheid
A
vaardigheids
B
vaardigheden

Slide 15 - Quiz

auto

Slide 16 - Open question

lolly
A
lolly's
B
lollies
C
lollys

Slide 17 - Quiz

WK

Slide 18 - Open question

industrie
A
industries
B
industrieën
C
industriën

Slide 19 - Quiz


Slide 20 - Open question

Voltooid en onvoltooid deelwoord 

Slide 21 - Slide

Hij heeft die jongen weer .... (stompen)

Slide 22 - Open question

Wij zijn samen naar huis .... (lopen).

Slide 23 - Open question

Nadine was bijna door de afdelingsleider ...(schorsen)

Slide 24 - Open question

(ov) ...... (praten) liepen zij naar de auto.

Slide 25 - Open question

...... (huilen) vertelde mijn broertje hoe hij was gevallen.

Slide 26 - Open question

Bijvoeglijk naamwoord

Slide 27 - Slide

Er waait een .... (fris) wind door de school.

Slide 28 - Open question