Les 9: laatste les voor proefwerk

atheneum-1 chapitre 6
Werkwijze:
In deze les komen de verschillende grammatica-onderdelen terug.
Je gaat eerst de uitleg lezen, daarna ga je een aantal opdrachten maken.

Maak de opdrachten en kijk of je de grammatica toe kunt passen.

Check aan het einde van de LessonUp het leerwerk + verwachting voor het proefwerk!
1 / 18
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

atheneum-1 chapitre 6
Werkwijze:
In deze les komen de verschillende grammatica-onderdelen terug.
Je gaat eerst de uitleg lezen, daarna ga je een aantal opdrachten maken.

Maak de opdrachten en kijk of je de grammatica toe kunt passen.

Check aan het einde van de LessonUp het leerwerk + verwachting voor het proefwerk!

Slide 1 - Slide

Répéter:
grammaire D
Zoals in alle talen, kan je ook in het Frans een vraagzin maken. Hoe werkt dat nu precies=

Ik laat het zien aan de hand van de volgende zin:

Tu vas à l'école. --> Jij gaat naar school.

Slide 2 - Slide

Grammaire D:
Een vraagzin maken.
Schrijf de zin over en zet er in plaats van een punt een ? achter.
Tu vas à l'école. --> Tu vas à l'école?


Zoals je ziet, verandert de Franse woordvolgorde niet bij het maken van een vraag.

Slide 3 - Slide

Grammaire D:
Een vraag stellen met een vraagwoord
Je kan natuurlijk ook een vraagwoord gebruiken bij een vraagzin. Op welke plek dit vraagwoord staat, hoeven jullie nog niet te weten. Leer de volgorde die in de zinnen staat :).

:                waar
Quand:           wanneer
Comment:       hoe
Combien:        hoeveel
Pourquoi:        waarom
Qui:               wie
Qu'est-ce que: wat

Slide 4 - Slide


Maak een vraagzin van de volgende zin.

Vous aimez les compétitions.

Slide 5 - Open question



Vul het juiste vraagwoord in.

Tu es _______? Je suis chez Louise.

Slide 6 - Open question


Vul het juiste vraagwoord in.

C'est _______? C'est ma copine.

Slide 7 - Open question



Vul het juiste vraagwoord in.

Pourquoi tu es chez Louise? _________ c'est son anniversaire.

Slide 8 - Open question

Répéter:
grammaire H
Dit grammatica-onderdeel gaat over de futur proche
Jullie kunnen al werkwoorden vervoegen in de tegenwoordige tijd en de voltooide tijd, nu komt daar een (makkelijke) versie van de toekomende tijd bij.

Hoe kun je de volgende zin in de toekomende tijd zetten?

Ik maak huiswerk. 
Tip: probeer het woord 'morgen' in de zin te plaatsen.

Slide 9 - Slide

Grammaire H:
het werkwoord 'aller' (gaan)
Het werkwoord 'gaan' gebruik je om iets in de toekomst te zetten. Dat werkwoord (aller) gaat zo:

je vais                                    ik ga
tu vas                                    jij gaat
il/elle/on va                            hij/zij/men gaat
nous allons                            wij gaan
vous allez                             u gaat/jullie gaan
ils/elles vont                         zij gaan (meervoud)

Slide 10 - Slide

Grammaire H:
de toekomende tijd
Met het werkwoord 'aller' ben je er natuurlijk nog niet.
Om iets in de toekomst aan te geven, is er nog een werkwoord nodig.

Dit werkwoord zet je altijd in de infinitief (de volledige vorm).

Voorbeeld
Je vais faire mes devoirs                              ik ga mijn huiswerk maken.
Je vais acheter un nouveau jean                   ik ga een nieuwe broek kopen.

Let op: de werkwoorden staan in het Frans altijd bij elkaar, in het Nederlands niet!

Slide 11 - Slide


Zet het werkwoord tussen haakjes in de futur proche. (prendre)

Je ______  _______ le train pour aller à l'école.

Slide 12 - Open question


Zet het werkwoord tussen haakjes in de futur proche. (avoir)

Elle ______ _______ déjà treize ans.

Slide 13 - Open question


Zet het werkwoord tussen haakjes in de futur proche. (visiter)

Nous ______ _______ Paris la semaine prochaine.

Slide 14 - Open question


Zet het werkwoord tussen haakjes in de futur proche. (faire)

Ils ______ _______ leurs devoirs.

Slide 15 - Open question

Wat kunnen jullie op het proefwerk verwachten? (1)
Opdracht 2: vocabulaire
- Kies van de 2 schuingedrukte woorden het juiste woord.
- Zet de Franse woorden in de juiste zin.
- Vertaal de woorden van het Nederlands naar het Frans.

Opdracht 3: grammaire
- Maak van de 'gewone' zinnen vraagzinnen.
- Vul het juiste vraagwoord in.
- Zet het werkwoord 'aller' in de juiste tijd.

Slide 16 - Slide

Wat kunnen jullie op het proefwerk verwachten? (2)
Opdracht 4: phrases clés
- Vertaal de zinnen in het Frans.

Opdracht 5: leesvaardigheid
- Geef in het Nederlands antwoord op de vragen over de tekst.
- Raad de betekenis van de onderstreepte woorden uit de tekst. Je hebt keuzemogelijkheden. 

Slide 17 - Slide

Les devoirs
Komende les:
- Proefwerk chapitre 6

Apprendre (leren):
- voca A, B, E & F (Frans-Nederlands & Nederlands-Frans)
- phrases clés C & G (Nederlands-Frans)
- grammaire D (vragen stellen + vraagwoorden)
- grammaire H (de futur proche)

Slide 18 - Slide