1B H6 grammaire Werkwoord ALLER en FUTUR PROCHE

Bonjour & bienvenue!
Bonjour & bienvenue!
1 / 37
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Bonjour & bienvenue!
Bonjour & bienvenue!

Slide 1 - Slide

Programme d'aujourd'hui
  1. Herhaling leerstof (een vraag stellen)
  2. werkwoord : Aller (gaan)
  3. Exercices 

Slide 2 - Slide

Wat weet je nog van 
vragen stellen in het Frans? 

Slide 3 - Slide

Een vraag stellen en français
  1. Zet een vraagteken achter de zin:
    Ton chien s'appelle Chico.  > Ton chien s'appelle Chico?

  2. Gebruik een vraagwoord

Slide 4 - Slide

Vraagwoorden, neem ze even in je op....
où = waar
quand = wanneer
comment = hoe
combien = hoeveel
pourquoi = waarom
qui = wie
qu’est-ce que = wat

Slide 5 - Slide

Welk vraagwoord ontbreekt in de zin:
Tu vas en vacances ....... ?

< Je vais à Paris >

Slide 6 - Open question

Schrijf eens een vraag op in het Frans met het vraagwoord 'Où'

Slide 7 - Open question

Welk vraagwoord ontbreekt in de zin:
C'est ........... ton anniversaire ?

< Mon anniversaire c'est le six avril>

Slide 8 - Open question

Welk vraagwoord ontbreekt in de zin:
........... tu regardes à la télévision ?

< Je regarde un film intéressant . >

Slide 9 - Open question

vul het juiste vraagwoord in:
......................... tu t'appelles?

Slide 10 - Open question


Vul het juiste vraagwoord in.

C'est _______? C'est ma copine.

Slide 11 - Open question

ALLER (=gaan)

Slide 12 - Slide

Onregelmatige ww
Dit type werkwoorden moet je altijd uit je hoofd leren.
Jullie kennen al: avoir (hebben) + être (zijn)
Daar komt nu bij: aller (gaan)

Slide 13 - Slide

De vormen van ALLER (gaan)
Je vais
Tu vas
Il/elle/on va
Nous allons
Vous allez
Ils/elles vont

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Video

ik ga
jij gaat
hij gaat
zij gaat
wij/we gaan
u gaat/jullie gaan
zij gaan
nous allons
tu vas
ils vont
vous allez
on va
elles vont
je vais
il va
elle va

Slide 16 - Drag question

Zet in de goede vorm:
Tu (aller) à Eindhoven.
A
vais
B
vas
C
va
D
allons

Slide 17 - Quiz

Zet in de goede vorm:
Vous (aller) à Lille.
A
vas
B
allons
C
va
D
allez

Slide 18 - Quiz

Zet in de goede vorm:
Mon père (aller) à Paris.
A
vais
B
vas
C
va
D
vont

Slide 19 - Quiz

Vertaal in het Frans:
Zij gaat
A
je vais
B
tu vas
C
il va
D
elle va

Slide 20 - Quiz

Vertaal in het Frans:
Wij gaan
A
tu vas
B
il va
C
nous allons
D
ils vont

Slide 21 - Quiz

Vertaal in het Frans:
Ik ga
A
je vais
B
tu vas
C
il va
D
ils vont

Slide 22 - Quiz

Vertaal in het Frans:
Zij gaan
A
elle va
B
il va
C
elles vont
D
ils vont

Slide 23 - Quiz

Vertaal in het Frans:
Nous (gaan) à vélo.

Slide 24 - Open question

Vertaal in het Frans:
Michelle (gaat) en bus.

Slide 25 - Open question

Vertaal in het Frans:
Tu (gaat) à Lyon.

Slide 26 - Open question

Vertaal in het Frans:
Monsieur, vous (gaat) à pied.

Slide 27 - Open question

Vertaal in het Frans:
Mila et Patrick (gaan) en train.

Slide 28 - Open question

Vertaal in het Frans:
Demain je (ga) en voiture.

Slide 29 - Open question

Futur proche
Praten over de nabije toekomst!

Slide 30 - Slide

Hoe maak je de futur proche?
Heel makkelijk! Het is een vorm van ALLER (=gaan) + heel ww.

Bijvoorbeeld:
 Ik ga werken = Je vais travailler
Jij gaat wonen = Tu vas habiter

Je kunt dus voortaan ook vertellen wat je gaat doen


Slide 31 - Slide

Vertaal:
U gaat praten

Slide 32 - Open question

Vertaal:
Hij gaat eten.

Slide 33 - Open question

Vertaal:
Jij gaat geven.

Slide 34 - Open question

Wat kunnen jullie op het proefwerk verwachten? 
Opdracht 1: vocabulaire
- Vertaal de woorden van het Nederlands naar het Frans.
- Vertaal de woorden van het Frans naar het Nederlands
- Zet de Franse woorden in de juiste zin.
Opdracht 2: grammaire
- Kun je het bijvoeglijk naamwoord gebruiken
- kun je een vraag stellen
-het werkwoord aller en de futur proche 
- het werkwoord prendre (nemen) présent / passé composé

Slide 35 - Slide

Wat kunnen jullie op het proefwerk verwachten? (2)
Opdracht 3: phrases clés
-H5  & G :kun je iemand beschrijven/
- H6 C & G : kun je de weg vragen/ kun je vertellen waar je woont en wat je gaat doen

Slide 36 - Slide

Leerdoelen bij deze bron:
- Je kent alle vormen van ALLER uit je hoofd.
- Je weet hoe je de FUTUR PROCHE moet gebruiken.

Maak nu de opdrachten van bron H in Grandes Lignes online.


Slide 37 - Slide