Herhaling Bruto- en nettoresultaat, verkoopprijs en consumentenprijs

Brutoresultaat, nettoresultaat en verkoopprijs

1 / 29

Slide 1: Slide

EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 29 slides, with text slides.

Lesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Brutoresultaat, nettoresultaat en verkoopprijs

Slide 1 - Slide

Planning

Leerdoelen (iedereen)
Opdrachten maken/vragen stellen (iedereen)
Nakijken (iedereen)
Terugblik en vooruitblik volgende les (iedereen)

Slide 2 - Slide

Leerdoelen

Na afloop van deze les kun je:

het brutoresultaat berekenen
het nettoresultaat berekenen
de brutowinstmarge berekenen
de verkoopprijs berekenen
de consumentenprijs berekenen

Slide 3 - Slide

Planning

Leerdoelen (iedereen)
Opdrachten maken/vragen stellen (iedereen)
Nakijken
Terugblik en vooruitblik volgende les (iedereen)

Slide 4 - Slide

Opdrachten

Je hebt een opdrachtenboekje ontvangen.

Noteer jouw naam en maak de opgaven.

Afspraken:

Samenwerken mag maar op een normaal geluidsniveau
Je mag jouw boek gebruiken
Telefoons weg

timer

20:00

Slide 5 - Slide

Planning

Leerdoelen (iedereen)
Opdrachten maken/vragen stellen (iedereen)
Nakijken (iedereen)
Terugblik en vooruitblik volgende les (iedereen)

Slide 6 - Slide

Nakijken

Je hebt zojuist sommen gemaakt. Deze gaan we nu nakijken.

Afspraken:

Het is stil in de klas
Per vraag komt één leerling naar voren die het antwoord opschrijft.
Telefoons weg

Slide 7 - Slide

Opgave 1

i n k o o p w a a r d e = a f z e t \cdot i n k o o p p r i j s

b r u t o r e s u l t a a t = o m z e t - i n k o o p w a a r d e

n e t t o r e s u l t a a t = b r u t o r e s u l t a a t - b e d r i j f s k o s t e n

o m z e t = a f z e t \cdot v e r k o o p p r i j s

Slide 8 - Slide

In schema:

Omzet (verkoopprijs x aantal verkochte producten)

Inkoopwaarde (inkoopprijs x aantal verkochte producten)

----------------- -

Brutoresultaat

Bedrijfskosten (Bijvoorbeeld: loonkosten, huurkosten, etc.)

----------------- -

Nettoresultaat

Slide 9 - Slide

Opgave 2a

Omzet = 1000 stuks x € 300
= € 300.000

o m z e t = a f z e t \cdot v e r k o o p p r i j s

Slide 10 - Slide

Opgave 2b

Inkoopwaarde = 1000 x € 120
= € 120.000

i n k o o p w a a r d e = a f z e t \cdot i n k o o p p r i j s

Slide 11 - Slide

Opgave 2c

Brutoresultaat = € 300.000 - € 120.000 = € 180.000

b r u t o r e s u l t a a t = o m z e t - i n k o o p w a a r d e

Slide 12 - Slide

Controlevragen

Slide 13 - Slide

Opgave 3a

Brutoresultaat = omzet - inkoopwaarde
= € 700.000 - € 300.000
= € 400.000

Nettoresultaat = Brutoresultaat - bedrijfskosten
= € 400.000 - € 360.000
= € 40.000

n e t t o r e s u l t a a t = b r u t o r e s u l t a a t - b e d r i j f s k o s t e n

Slide 14 - Slide

Opgave 3b

Nettoresultaat = Brutoresultaat - bedrijfskosten
= € 400.000 - € 360.000
= € 40.000

Het nettoresultaat is een positief bedrag (boven de € 0). Er is dus sprake van een nettowinst.

n e t t o r e s u l t a a t = b r u t o r e s u l t a a t - b e d r i j f s k o s t e n

Slide 15 - Slide

Opgave 3c

Wat zijn bedrijfskosten?

Alle kosten die een ondernemer maakt om zijn bedrijf te runnen.

Bijvoorbeeld opslagkosten, verkoopkosten, reclamekosten, huurkosten, personeelskosten

Slide 16 - Slide

Controlevragen

Slide 17 - Slide

Opdracht 4

Brutowinstmarge = % (percentage) x inkoopprijs
Verkoopprijs = inkoopprijs + brutowinstmarge
Consumentenprijs = verkoopprijs + btw

Slide 18 - Slide

Opdracht 5a

brutowinstmarge = % x inkoopprijs

Brutowinstmarge = 70% x € 1,20
= € 0,84

Slide 19 - Slide

Opdracht 5b

Brutowinstmarge = 70% x € 1,20
= € 0,84

Verkoopprijs = € 1,20 + € 0,84
= € 2,04

v e r k o o p p r i j s = i n k o o p p r i j s + b r u t o w i n s t m a r g e

Slide 20 - Slide

Opdracht 5c

Verkoopprijs = € 1,20 + € 0,84

= € 2,04

btw = 21% x € 2,04
= € 0,43

Consumentenprijs = € 2,04 + € 0,43
= € 2,47

c o n s u m e n t e n p r i j s = v e r k o o p p r i j s + b t w

Slide 21 - Slide

Controlevragen

Slide 22 - Slide

Opdracht 6a, 6b en 6c

BTW = omzetbelasting

laag tarief (6%) voor eerste levensbehoeften zoals brood
hoog tarief (21%) voor de andere behoeften zoals meubels

BTW wordt betaald over de verkoop van goederen en de verkoop van diensten

Slide 23 - Slide

Opdracht 6d

De filiaalmanager moet de btw afdragen aan de Belastingdienst. Hij mag het dus niet zelf houden. De uitspraak klopt dan ook niet.

Slide 24 - Slide

Controlevragen

Slide 25 - Slide

Examenopgave vraag 1

Stap 1: € 1,36 is dit 100% of 121%?
Stap 2: € 1,36 is 121%.
Stap 3: maak een verhoudingstabel
Stap 4: rekenen met de tabel ? = € 1,36 x 100 : 121
= € 1,12

Slide 26 - Slide

Examenopgave vraag 2

Brutowinstmarge = verkoopprijs (exclusief btw) - inkoopprijs
= € 1,78 - € 1,36
= € 0,42

In procenten van de inkoopprijs (lezen: delen door de inkoopprijs en dan x 100) = € 0,42 : € 1,36 x 100
= 30,9%

Slide 27 - Slide

Planning

Leerdoelen (iedereen)
Opdrachten maken/vragen stellen (iedereen)
Nakijken (iedereen)
Terugblik en vooruitblik volgende les (iedereen)

Slide 28 - Slide

Leerdoelen

Na afloop van deze les kun je:

het brutoresultaat berekenen
het nettoresultaat berekenen
de brutowinstmarge berekenen
de verkoopprijs berekenen
de consumentenprijs berekenen

Slide 29 - Slide

Herhaling Bruto- en nettoresultaat, verkoopprijs en consumentenprijs

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

More lessons like this

6.3 Winst of verlies?

6.3 Hoe maak je winst?

Herhaling verkoopprijs, consumentenprijs en arbeidsproductiviteit

6.3 Hoe maak je winst?

6.3 Hoe maak je winst?

3.3 Wat betaalt de consument?

Samenvatting Hoofdstuk 5 Pincode

Samenvatting Hoofdstuk 5 Pincode