EC 9_Financiën overheid

EC9_Financiën van de overheid
1 / 15
next
Slide 1: Slide
MaatschappijwetenschappenMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

EC9_Financiën van de overheid

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
  • Je weet wat een miljoenennota is.
  • Je weet wat een begrotingstekort en begrotingsoverschot is
  • Je weet welke belastingen indirect en welke belastingen direct zijn.
  • Je weet wat vennootschapsbelasting is en wanneer je dit betaald 

Slide 2 - Slide

Hoe kwam de overheid ook alweer aan geld?
  • Door dat lekker van alle inwoners van het land af te pakken (via belastingen)

Slide 3 - Slide

Betaal jij ook belasting?

Slide 4 - Open question

Inkomstenbelasting
  • Dit is belasting die je betaalt over het inkomen dat je verdient. 
  • Hoe hoger je inkomen is hoe hoger de belasting word die je betaalt. 
  • Je betaalt inkomstenbelasting wanneer je werkt en salaris krijgt of wanneer je een eenmanszaak of vof hebt (dit zijn 2 verschillende soorten bedrijven)

Slide 5 - Slide

Vennootschapsbelasting
  • Wanneer je een bv en of nv hebt (dit zijn twee type bedrijven) betaal je over de winst die je maakt vennootschapsbelasting.
  • Je betaalt nu voor de eerste 245.000 euro winst 15% vennootschapsbelasting en voor alle winst die daarboven komt 25%.

Slide 6 - Slide

Maar!
  • Wanneer de winst van een nv of bv wordt uitgekeerd aan de eigenaren moeten ze nog meer belasting gaan betalen. 

Slide 7 - Slide

BTW
  • Staat voor belasting toegevoegde waarde. 
  • Dit is een belasting over de producten die je koopt. Wanneer je iets koopt betaal je 9% of 21% belasting. Over spullen waar je niet zonder kunt leven (zoals eten en drinken) betaal je 9% btw en over de rest 21% btw. 
  • Dus wanneer je iets koopt van €121 euro betekent het dat €21,00 naar belasting is en het product zonder belasting maar €100,00 kost

Slide 8 - Slide

Is die vennootschapsbelasting hoog?

Slide 9 - Open question

Directe en indirecte belasting
  • Directe belasting:
  • Dit is belasting die je gelijk aan de overheid betaalt. Voorbeelden van directe belastingen zijn:
  • Inkomstenbelasting
  • Vennootschapsbelasting
  • Indirecte belasting:
  • Dit is een belasting die je niet gelijk aan de overheid betaalt, maar in een prijs verwerkt zit. Voorbeelden zijn:
  • Btw of accijns 

Slide 10 - Slide

Wat doet de overheid ook alweer met al dat geld wat ze van ons via belastingen afpakken
  • Scholen betalen
  • Ziekenhuizen betalen
  • Brandweer en politie betalen
  • Wegen aanleggen
  • Allemaal andere leuke dingen zoals uitkeringen betalen

Slide 11 - Slide

Wat moet de overheid doen, wanneer er meer geld wordt uitgegeven dan dat er binnen komt.

Slide 12 - Open question

Staatschuld
  • Als de overheid meer geld uitgeeft dan er binnen komt moet de overheid geld lenen. Dit heet een staatsschuld.
  • Begrotingstekort:
  • De overheid geeft meer geld uit dan dat er binnenkomt
  • Begrotingsoverschot:
  • De overheid krijgt meer geld binnen dan dat het uitgeeft


Slide 13 - Slide

Miljoenennota 
  • Om er voor te zorgen dat de overheid niet teveel geld tekort komt, maakt de overheid een miljoenennota.
  • Dit is een overzicht van de uitgaven en inkomsten die de overheid verwacht te doen. Ook geeft de miljoenennota aan waar de overheid geld aan uitgeef en waar de overheid zijn geld vandaan haalt.

Slide 14 - Slide

De overheid krijgt meer geld binnen van de belastingbetaler dan dat ze zelf uitgeven. Is deze uitspraak juist of onjuist?

Slide 15 - Open question