HS 3 Grammatica zinsdelen; lastige onderwerpen

HS 3; Grammatica zinsdelen
Lastige onderwerpen
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 2

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

HS 3; Grammatica zinsdelen
Lastige onderwerpen

Slide 1 - Slide

Leerdoel
  • Je weet lastige onderwerpen te herkennen in de zin
  • Je weet hoe om te gaan met lastige onderwerpen.

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Quiz
  • Soort vragen: zinsdelen benoemen
  • Lastige onderwerpen komen er in voor.
  • Let op! De vragen gaan op tijd.

Slide 6 - Slide

"Op de gletsjer moet iedereen een gletsjerbril dragen."
Een gletsjerbril =
A
Meewerkend voorwerp
B
Bijwoordelijke bepaling
C
Onderwerp
D
Lijdend voorwerp

Slide 7 - Quiz

"Wie heeft mijn sportschoenen gezien?"
Wie =
A
Werkwoordelijk gezegde
B
Bijwoordelijke bepaling
C
Onderwerp
D
Meewerkend voorwerp

Slide 8 - Quiz

"Vanuit Den Helder vertrekken veerboten naar Texel."
Vanuit Den Helder=
A
Onderwerp
B
Persoonsvorm
C
Lijdend voorwerp
D
Bijwoordelijke bepaling

Slide 9 - Quiz

"Wie wil mijn kinderpostzegels kopen?"
Mijn kinderpostzegels
A
Onderwerp
B
Lijdend voorwerp
C
Meewerkend voorwerp
D
Bijwoordelijke bepaling

Slide 10 - Quiz

"Wie wil mijn kinderpostzegels kopen?"
Wie=
A
Persoonsvorm
B
Onderwerp
C
Bijwoordelijke bepaling
D
Lijdend voorwerp

Slide 11 - Quiz

"Tandartsen stellen hun patiënten voor een ingreep meestal gerust."
Voor een ingreep=
A
Bijwoordelijke bepaling
B
Lijdend voorwerp
C
Meewerkend voorwerp
D
Onderwerp

Slide 12 - Quiz

"Door leegloop biedt Zeeuws-Vlaanderen mensen uit de Randstad woonruimte in een rustige omgeving."
Mensen uit de Randstad=
A
Bijwoordelijke bepaling
B
Onderwerp
C
Lijdend voorwerp
D
Meewerkend voorwerp

Slide 13 - Quiz

"Wat ga jij doen in de vakantie?"
Wat =
A
Onderwerp
B
Bijwoordelijke bepaling
C
Lijdend voorwerp
D
Meewerkend voorwerp

Slide 14 - Quiz

Wat moet je doen wanneer het onderwerp geen meervoud kent?

Slide 15 - Open question

Wat moet je doen als de zin begint met 'Wie' of 'Wat'?

Slide 16 - Open question

Huiswerk
  • Opdrachten 2 t/m 5 Blz. 108 t/m 110
  • Boekkeuze doorgeven uiterlijk woensdag 25 maart.
  • Groene tekst lezen op blz. 111 + 112 van je boek
  • Maken opdrachten jufmelis online: 
https://www.jufmelis.nl/zinsontleding/bijwoordelijke-bepaling/bijwoordelijke-bepaling-1
https://www.jufmelis.nl/zinsontleding/bijwoordelijke-bepaling/bijwoordelijke-bepaling-2

LET OP! Maak een foto van je score wanneer je de opdrachten jufmelis hebt gemaakt, deze moet je de volgende les inleveren via LessonUp!

Volgende les: HS 3 Grammatica woordsoorten - Telwoorden

Slide 17 - Slide