wvo hfst 4 t/m 6

wvo hfst 4 t/m 6
zorg en welzijn
klas 3
1 / 30
next
Slide 1: Slide
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

wvo hfst 4 t/m 6
zorg en welzijn
klas 3

Slide 1 - Slide

Wat is geen hulpmiddel gericht op bewegen?
A
rollator
B
wandelstok
C
elektrische stoel voor omhoog/omlaag
D
rolstoel

Slide 2 - Quiz

Wat valt niet onder persoonlijke verzorging?
A
lichaamsverzorging
B
bewegen
C
gezond eten en drinken
D
veel vrienden hebben

Slide 3 - Quiz

Wat betekent geestelijke gezondheid?
A
hoe je je voelt
B
dat je gezond eet
C
dat je geen ziekte hebt
D
dat je heel veel sport

Slide 4 - Quiz

Wat betekent sociale gezondheid?
A
dat je gezond eet
B
dat je veel sport en fit bent
C
dat je vrienden hebt
D
dat je elke dat je haren wast

Slide 5 - Quiz

Welke dingen zijn van invloed op de persoonlijke verzorging?
A
de cultuur, opvoeding, trends
B
het weer
C
welke school je zit
D
hoe slim je bent

Slide 6 - Quiz

Wat valt niet onder hygiëne?
A
regelmatig je handen wassen
B
wegwerphand- schoenen gebruiken
C
vaatdoekjes regelmatig vervangen
D
veel sporten

Slide 7 - Quiz

Wat betekent fysieke veiligheid?
A
dat je heel fit bent
B
dat je je altijd veilig voelt
C
dat je je veilig voelt tussen je spullen
D
dat je je veilig voelt bij jouw vrienden

Slide 8 - Quiz

Wat betekent sociale veiligheid?
A
niet schelden, niet agressief zijn
B
dat je je fit voelt
C
dat je veilig rijdt in het verkeer
D
dat je op tijd op school bent

Slide 9 - Quiz

koolhydraten levert energie
A
juist
B
onjuist

Slide 10 - Quiz

in groenten zit koolhydraten
A
onjuist
B
juist

Slide 11 - Quiz

in pasta en brood zit koolhydraten
A
juist
B
onjuist

Slide 12 - Quiz

eiwitten zorgt voor herstel en opbouw van het lichaamscellen
A
juist
B
onjuist

Slide 13 - Quiz

eiwitten heb je nodig als je veel naar de sportschool gaat
A
juist
B
onjuist

Slide 14 - Quiz

vet is ook nodig?
A
juist
B
onjuist

Slide 15 - Quiz

mineralen leveren geen energie?
A
juist
B
onjuist

Slide 16 - Quiz

wat is ondervoeding?
A
dat je te dun bent
B
dat je BMI te laag is
C
dat je te weinig voedingsstoffen binnenkrijgt
D
dat je te weinig eet

Slide 17 - Quiz

Wat betekent obstipatie?
A
dat je diarree hebt
B
dat je heel vaak per dag naar de wc moet
C
dat je moeite hebt om te poepen
D
dat je blaasontsteking hebt

Slide 18 - Quiz

Hoeveel liter water heeft een volwassene per dag nodig?
A
0,5 tot 1 liter
B
1 tot 1,5 liter
C
1,5 tot 2 liter
D
2 tot 2,5 liter

Slide 19 - Quiz

Wat betekent desinfecteren?


A
bacterie vrij maken
B
ontsmetten
C
ontsteken
D
vervuilen

Slide 20 - Quiz

Wat zijn voorbeelden van voedingsstoffen?
A
koolhydraten en melk
B
eiwitten en mineralen
C
vitaminen en een stuk vlees
D
water en energiedrank

Slide 21 - Quiz

Welke voedingsstof is betrokken bij
het herstel en de opbouw van lichaamscellen?


A
eiwitten
B
vitaminen
C
koolhydraten
D
water

Slide 22 - Quiz

Hoe ga je met de schijf van vijf om?
A
elk dag uit 1 vak eten
B
zoveel mogelijk uit het eerste vak eten
C
elke dag iets uit elk vak eten
D
elk dag van de week uit 1 vak eten

Slide 23 - Quiz


Wat moet je doen om je stoelgang te verbeteren?


A
geen brood eten
B
volkorenbrood eten
C
glutenvrij brood eten
D
wit brood eten

Slide 24 - Quiz

Wat is de functie van vezels in voeding?
A
kun je goed van poepen
B
kun je goed van plassen
C
is goed voor de nieren
D
is goed voor het hart

Slide 25 - Quiz


Welke voedingsstof moet een cliënt met diabetes goed over de dag verdelen?

A
eiwitten
B
koolhydraten
C
mineralen
D
vet

Slide 26 - Quiz

Onder welke categorie van diëten valt
een dieet met minder calorieën






Onder welke categorie van diëten valt een dieet met minder caloriën?




A
voedingsstofbeperkte diëten
B
voedingsstofintolerante diëten
C
voedingsstofverrijkte diëten
D
voedingsstofvrije diëten

Slide 27 - Quiz


In welk product zitten verzadigde vetten?


A
vette vis
B
vloeibare bakproducten
C
noten
D
roomboter

Slide 28 - Quiz

Wat betekenen de letters LSD in communicatie?

A
luisteren, samenvatten, doorvragen
B
luisteren, samenvoegen, doorzetten
C
luisteren, samenvatten, doorzetten
D
luisteren, spellen, doorvragen

Slide 29 - Quiz

Mensen hebben verschillende behoeften. Bij welke behoefte hoort zekerheid?

Mensen hebben verschillende behoeften. Bij welke behoefte hoort zekerheid?



A
lichamelijke behoefte
B
sociale behoefte
C
behoefte aan veiligheid
D
behoefte aan zelfontplooiing

Slide 30 - Quiz